Het is nog maar 60 kilometer fietsen.
Naar de hoofdstad van Tunesië. Die hoofdstad die in mijn hoofd altijd al zoiets van een verre exotische bestemming is. Daar kan ik niks aan doen. Is
altijd al zo geweest. Alle reden om er nu ‘s koers te zetten naar dit door mij zo verlangde oord.
Maar dat ga ik lekker niet doen.
Ik ben vanochtend vertrokken uit een hotel dat van binnen meer weg heeft van een paleis. Het ding heeft maar liefst 485 kamers en vier etages. En u mag raden in welke kamer en welke etage ons aller
Gerritje toebedeeld kreeg. Verdomd. In 1 keer goed!
Het hotel bestaat alleen maar uit badgasten. Het is de straat oversteken, een klein stukje Saharazand wandelen en dan bungelen de gepedicuurde kalknagel-teentjes al in het water.
Ideale plek voor een hotel dus. Ik ben maar een vreemde vogel in de ogen van de hotelgasten. Met m’n fiets en alle fietsspullen. “Die moeten we maar op de 4e etage parkeren”, moeten ze wel haast
gedacht hebben.
Het buffetontbijt was een ware belevenis. Om 7.00 uur stroomde de zaal vol en vulde iedereen de borden met meer eten dan waarvoor de grootte van het bord bedoeld is. Na een half uurtje kauwen was
de eetpret voor de meeste gasten wel voorbij. Tot mijn afgrijzen bleef op bijna alle tafels meer dan de helft van het verzamelde eten onaangeroerd liggen.........Waarom zoveel opscheppen????
Onze kippen zouden zich bij de aanblik van zoveel (over)eten meteen rechtsomkeert gemaakt hebben. Geen beginnen aan! Er moet potdomme ook nog tijd overblijven om eieren te leggen.
Ik ga zeker nog naar Tunis deze reis. Maar buig eerst af naar het Westen: naar Cap Bon. Cap Bon is een soort wormvormig aanhangsel waarover ik heb gelezen - in een reisgids van ruim tien jaar
geleden - dat het er mooi en rustig is.
Eerlijk gezegd valt beide de eerste kilometers flink tegen. Het is druk. Stoffig, Industrieel. Veel af een aan gerij met zwaar vrachtverkeer. En dan komen daar ook nog de onvermijdelijke
wegwerkzaamheden bij. En een stevig tegenwindje. Het wordt al met al een beetje werken, dat fietsen.
Na 40 kilometer rijd ik verkeerd.
U zult zeggen, Gerrit hoe kan dat nu jonge. Stukje kwaliteit. Stukje kennis. Een flinke brok ervaring. Flikker het in een emmer, roer er even in. Kijk in de rondte. En bij wie kom je terecht?
Precies!
Ja, lieve lezer. Ik kijk er ook van op. Dat ‘t mij gebeurd. Maar tis gebeurd. En ik kom er ook nog ‘s vrij laat achter. Ik probeer af te snijden. Om zo weer op de route te komen. En daar raak ik
verstrikt in een labyrint van landweggetjes. Van het nivo: best wel mooi, maar nauwelijks begaanbaar. Die weggetjes staan weliswaar wel op mijn GPS. Alleen de pas gebouwde muren en gebouwen niet.
Een muur belemmert mij om de hoofdweg - die ik wel kan zien - maar met geen mogelijkheid kan bereiken.
Na anderhalf uur klooien, besluit ik het enige te doen dat mij goed lijkt. Terug fietsen naar het punt waar ik dit labyrint ooit ben begonnen. Het is nog een hele zoektocht met bijbehorend
klimwerk. Maar eh.......YES!!! Gevonden! En nu terug waar ik verkeerd ging. Het is een kilometer of 7.
Op dat punt aangekomen val ik een restaurant binnen. In Tunesië bestel je eten. En wat je ook besteld, er komt altijd soep en brood mee. Meestal een linzensoep. Deze is lauw en fantastisch lekker.
Ik doe wat inkopen en trek verder.
Om 15.30 uur begint de zoektocht naar een hotel. Die zijn dun gezaaid hier. Er is 1 hotel. Voor een kamer moet ik het lieve sommetje van 125 euro afrekenen. Leuk, maar ik zoek toch maar even
verder. Ik laveer mijn fiets tussen de SUV’s en andere best wel grote automobielen die voor het hotel geparkeerd staan. En zoek verder.
Uiteindelijk vind ik een kamer voor 25 euro. En moet daarvoor 5 kilometer terug fietsen. Geen probleem. Ik zit bij ontzettend vriendelijke en hartelijke mensen in huis op een aparte verdieping.
Volgens mij ben ik hun eerste gast ooit. Ik kan er koken. Poepen. En de was doen.
Dat gaat allemaal wel lukken hier.