Muiterstreken
Vanochtend hebben we ons tentenkamp opgebroken bij een zeer gastvrije familie. We duwen onze fietsen door het mulle zand richting de asfaltweg. In het bescheiden dorpje konden we flessen water en stokbrood kopen. En dat was voor de eerste 25 km voldoende om de fietskilometers goed te kunnen doorstaan.
We volgen een zeer avontuurlijke asfaltweg. Het avontuurlijke zit er ‘m omdat ie vol met gaten en kuilen zit. Het savannelandschap – waar het 8-9 maanden van het jaar kurkdroog is en waar lange grassen, struiken en her en der bomen groeien - is van een betoverende schoonheid. Evenals de ieniemienie dorpjes waar we door rijden. Een klein jongetje zet het op een brullen als ie ons – buitenaardse fietsende wezens – ziet.
En meisjes die gedroogde stront aan het verzamelen zijn -om vuur te kunnen maken om de couscous voor vanavond te kunnen bereiden – kijken ons ook met enig ongeloof aan. In deze streken zijn Westerse mensen een ware belevenis. Laat staan als die zich op een fiets voortbewegen.
Van tijd tot tijd stoppen we even. Even bijtanken. Even bijeten. En dan weer verder.
Toch zit het me niet lekker. Met die drie roepende knakkers nu al een kilometertje of drie zo kort op in onze achterwielen. Het word tijd dat we die gasten afschudden. Tijd voor een list. Mijn hersenpannetje maakt overuren. In de verte zie een een gebouw. En mensen. Daar ligt de oplossing! Ik zeg tegen Joan dat we daar naar toe fietsen. Zodra we het gebouw bereiken, knijpen we hard in de remmen en stoppen plots. Duwen de fietsen met kracht door het mulle zand naar de ingang van het gebouw. Onze achtervolgers verbouwereerd achterlatend.
We hebben geluk!
We zijn gestrand in het gemeentehuis van het plaatselijke dorpje. We worden hartelijk ontvangen en krijgen een rondleiding door het bescheiden gebouw. Via de algemene ruimte, het secretariaat belanden we op een leren bank in het kantoor van de burgemeester. Na het uitwisselen van beleefdheden en onze fietservaringen met deze burgervader nemen we afscheid.
Bij het naar buiten lopen van het gebouw zien we dat de drie muiters zijn vertrokken. Gelukkig! We kunnen onze weg veilig vervolgen.
Na een kilometer of 20 komen we op een kruising. Kruisingen van wegen zijn altijd fijn. Er is handel en – in dit geval – een benzinestation. En die heeft een koelkast. En in die koelkast staan koele drankjes en yoghurt. En de koelkastdeur kan open, en ……….. kortom: we eten onze buikjes rond.
We zetten koers naar Louga.
(.......met gevaar voor eigen leven - dit willen we niet onvermeld laten - hebben we deze foto gemaakt speciaal voor Ronaldo oetHattem......)
Louga is onze eindbestemming voor vandaag. Maar wat zien we daar? Tientallen aasgieren. Die zich tegoed doen aan een dode ezel. Geen fraai gezicht voor mensen met zwakke darmen of aanhangers van de Partij van de Dieren. Maar je kunt die aasgieren geen ongelijk geven dat ze dit buitenkansje aangrijpen om hunnie bevederde buikje ’s ff fijn rond te eten. Onze fotocamera’s maken overuren.
Tegen drieën en 62 kilometer achter ons latend rollen we Louga binnen. Wat zweterig, moe maar ook voldaan. We vinden snel een hotel met een vrij koele kamer.
Morgen gaan we naar Saint Louis. Daar zien we erg naar uit. Saint Louis staat op de Wereld Erfgoed Lijst en schijnt het bezichtigen meer dan waard te zijn. Door mijn ziekzijn in Gambia lopen we 1 dag achter op ons kilometerschema. Dat gaan we morgen compenseren. D.w.z: we gaan twee fietsdagen in 1 dag proppen. Dat betekend dat we veel kilometers gaan maken.
Dus nu eerst maar ’s even fijn bijeten met Senegalese Yassa - vis/kip met rijst en – met citroen gezuurde – uienmengsel.
Jammie de pammie!
Gerrit
Afstand: 62 km.
Bonne Nuit
Ook al is het vakantie, toch rinkelt ons wekkertje om 7 uur ’s morgens in Touba.
Gisteren hebben we op onze rustdag de grote moskee van Touba bezocht, maar vandaag gaan we grote stappen maken, stappen richting Saint Louis om precies te zijn, ons meest Noordelijke doel. Maar voordat we daar zijn, moeten we eerst Touba uit. En dat is best een klus. Een klus van 20 kilometer om precies te zijn. Aangezien we al een paar keer door Touba zijn gefietst weten we wat ons te wachten staat, desalniettemin kost deze 20 km veel energie, omdat je constant moet opletten.
De taxichauffeurs zijn van het soort, ik heb schijt aan de spiegels aan mijn wagen en ook aan die 2 Toubabs op de fiets. Dus als hij naar rechts wil om passagiers op te pikken gaat ie naar rechts, en als zijn maatje 2 keer op het dak slaat, trapt ie het gaspedaal weer in. Zoiets.
Een ander gevolg van een grote stad is de zichtbare armoede. In de kleine dorpjes waar we doorheen fietsen is er veel meer zorg voor elkaar, lijkt het.
Zijn er volwassenen in de buurt, en wordt er eigenlijk niet gebedeld. Aan het begin van onze reis ontmoetten we Hannes, een gepensioneerde Duitse man, die getrouwd was met een Gambiaanse en zodoende het dorpje waar we op dat moment zaten goed kende. Hij vertelde dat er daar 6000 mensen woonden, en er geen politie of iets dergelijks is. Als iemand iets fouts doet, kan hij vertrekken.
Hier is het echt anders. Zodra we stilstaan, bij een winkel of tankstation, komen overal jongetjes vandaan met emmertjes, om te bedelen.
Mannetjes vanaf een jaar of 5,6, vaak slecht gekleed, zonder schoenen en onverzorgd.
Ze zijn in no time bij je. Vaak hebben we er zo 15 a 20 om ons heen. Het zijn nooit meisjes overigens.
Als we om ons heen kijken zien we ook kinderen met een bloes of shirt van een school, met rugzakken om, samen lopend en pratend naar school te gaan. Helaas is dat niet voor ieder kind hier weggelegd, en we denken dat hier honderden, en waarschijnlijk wel duizenden kinderen bedelend de dag doorkomen. Ik weet dat dit gebeurt, en kan me er redelijk voor afsluiten, maar vanmorgen werd ik er even verdrietig van, ook dit is reizen door Senegal.
Gelukkig zijn er ook vrolijke momenten, zoals de enorme groep kinderen die ons zo ongelooflijk vrolijk begroet bij een klein dorpje. Een meisje gaat er zelfs bij dansen. Het communiceren blijft lastig, maar we bekijken elkaar, zwaaien, lachen en uiteindelijk maakt Gerrit een foto van mij met al die kinderen, waar de sfeer volgens mij wel van afstraalt.
Terwijl Gerrit bij de kapper zat, werd ik zittend op het stoepje ervoor, aangesproken door een oudere man, die erg nieuwsgierig was naar onze reis. In mijn beste Frans kon ik enigszins duidelijk maken wat we aan het doen waren en zonder te vragen kreeg ik een tip voor een Auberge, 20 km verder.
Die Auberge is het nooit geworden, misschien bestond ie niet eens, of niet meer. Dat is me wel duidelijk, het is hier niet altijd wat het lijkt, of wat het zou moeten zijn. Geeft niets. Door het ontbreken van de Auberge, en het tonen van onze tent-foto (foto is goud waard inmiddels!) mogen wij ons tentje opzetten in de tuin van wederom een ontzettend gastvrije familie.
Tussen de geiten, kippen, duiven en een paard, koken we ons potje en rusten we uit, want moe zijn we, na een lange fietsdag. De familie zit ook in de tuin met alle kinderen, en af en toe zwaaien en glimlachen we naar elkaar.
Omdat het rond 19 uur donker wordt kruipen we de tent in met onze iPod. Als het donker is horen we ineens een hoop tumult, en gegiechel, en Bonne Nuits! We kijken vanaf ons matje naar buiten en voor de open tentopening staan alle kinderen te giebelen en nieuwsgierig naar binnen te kijken, totdat ze door de volwassenen weggestuurd worden. Wij moeten er erg om lachen, al die koppies die je in het donker aanstaren en je dan ook een goede nacht wensen. Beter kun je het toch niet krijgen?
Bonne nuit!
Joan
Afstand: 65 km.
Niets is wat het lijkt en geloof niet alles wat ze zeggen
Vandaag vertrekken we uit hotel Balkan (why, oh why) in Diourbel om af te reizen richting Touba, maar niet voordat we het petit dejeuner hebben genuttigd. Wat aanvankelijk inderdaad nogal petit leek, maar met het verstrijken van de tijd kwam er telkens wat bij, en eitje, een plakje cake, een glaasje jus, zodat het ongeveer het meest vorstelijke ontbijt tot nu toe lijkt te zijn.
Vertrek uit Diourbel dus. Met de opkomende zon ontstaan er prachtige plaatjes en we stappen even af om wat foto’s te nemen. Een passerende dame biedt zich aan als fotomodel, van dat onverwachte aanbod ben ik zo van mijn à propos, dat de foto op zichzelf niet eens mooi werd, maar de dame in kwestie had er veel plezier van.
We stellen ons in op een kalm, kabbelend fietsdagje. Slechts 45 km, dus alles in de koelte van de ochtend, we trekken zelfs even lange mouwen aan, het is natuurlijk ook wel januari!
Gaandeweg merk ik dat ik wat moeite heb met fietsen, het loopt niet gladjes, rolt niet makkelijk. Gisteren legden we 70 km af en sprongen we zo fit als een hoentje van de fiets, nu ben ik na 30 km wat mat aan het worden. We spreken het uit tegen elkaar, ervaren beiden hetzelfde. De wind staat recht in onze gezichten te blazen en het wegdek is aan de zijkanten slecht, dus stuiteren we zo nu en dan wat op en neer, en heen en weer. Dat zal het zijn. Geen zorgen, maar even accepteren. Onderweg even een variatie op de dode dieren, nu liggen er pinda’s, daar is iemand iets verloren, maar we laten ze maar even liggen.
Over laten liggen gesproken. Wat ik erg lastig vind om te zien, is het niet te vermijden afval. Bijna alle fietsdagen zien we langs de route afval langs de weg, in de berm. Soms een beetje, soms echt hele grote stukken vol. Ik vind het zo zonde. Ik begrijp dat men afvalverwerking of het milieu hier niet als prioriteit heeft, en waarschijnlijk geeneens weet wat men ermee aan moet, maar het is eigenlijk echt geen gezicht. En het is allemaal plastic, blik wat er nog tientallen jaren, of misschien langer zal liggen.
We pauzeren even op een bankje met ons bekende recept, stokbrood met chocoladepasta, en beginnen dichtbij Touba te komen.
Touba is een bijzondere plaats. Het is de heilige stad van het mouride broederschap, en beschikt over een indrukwekkende moskee (de grootste van West Afrika). De stichter van het mouride broederschap is sjeik Amadou Bamba. Men herdenkt hier de Grand Magal, de dag dat de stichter in ballingschap ging, en de Petit Magal, de sterfdag van deze sjeik. Deze herdenkingen trekken honderdduizenden mouride pelgrims, ook uit aangrenzende landen, naar Touba. De in 1963 gebouwde moskee herbergt het graf van de sjeik en tijdens de Magal wil elke pelgrim het graf aanraken. Met honderdduizenden pelgrims kun je je voorstellen dat dit een nogal, eh, drukke bedoening zal zijn. Volgens mij is er nu geen Magal, dus een paar honderdduizend minder belangstellenden morgen. (Ik weet het trouwens niet zeker…..)
Deze pelgrimstochten zorgen ervoor dat er tijdens de Magal slaapplaatsen worden aangeboden in Touba. Buiten deze periodes zou hier geen bed te vinden zijn voor een overnachting.
Dat lijkt ons wat sterk. Zo`n grote stad, daar is vast wel een bedje voor 2 vermoeide fietsertjes te vinden.
We naderen de plaats Mbacke, waar een Campement Touristique zou moeten zijn, maar afgaande op de recensies is dit een plek waar je liever niet de nacht doorbrengt. We zien de accommodatie, maar besluiten door te fietsen naar Touba zelf, zo`n 8 kilometer verder, en daar te gaan vragen naar een slaapplek. We voelen ons alweer wat fitter, dus waarom niet?
Misschien omdat er o-ve-ral geschreven wordt dat er niks is, Gerrit en Joan? Is dat een mogelijkheid?
Na een enerverende rit door de verkeersdrukte van Touba, doen we bij een prachtig gebouw navraag bij een politieman. En alsof de beste man onze reisgids zelf heeft geschreven, krijgen we exact het verhaal wat ik hierboven schrijf. Er is niks, nada, noppes aan hotel, pension of ook maar iets wat in de buurt komt. Alleen tijdens Magal mensen!
Conclusie:
Erger wordt het niet, wel warmer overigens, we stijgen weer ruim boven de 40 graden uit, we kijken elkaar aan, stappen op onze fietsjes en gaan met ons hebben en houwen terug naar Mbacke, 8 km
terug, op hoop van zegen en duimen gekruist.
Bij het Campement Touristique aangekomen ziet het er eigenlijk niet eens onaardig uit. En ook de verwelkoming is niet verkeerd. De prijs van de kamer is te doen, en als we de kamer zien, begrijpen we echt niets van de recensies. Hier kunnen wij ons prima redden de komende 2 nachten, en dat gaan we dan ook maar doen!
Joan
Afstand: 58 km
Diourbel
Kent u dat gevoel lieve lezer?
Dat gevoel van dat je lijfelijk opstaat maar dat je geest niet goed wakker wil worden? De hele dag niet? Dat de slaap de hele dag in je blijft zitten? Dat je niet goed ontwaakt?
Gisterochtend best wel vroeg hebben we onze slaapplaats verlaten.
Senegal bevalt ons. De mensen zijn relaxed en vriendelijk. En het fietsen gaat fijn hier. We moeten nog ontbijten en dat doen we met stokbrood dat rijkelijk besmeerd is met een bruin goedje dat verdacht veel weg heeft van iets van chocolade. Dat kun je hier in veel ‘stalletjes’ voor een habbekrats kopen. Meestal spoelen we het weg met een vruchtensapje of met een flesje cola. Als moet gezegd dat die cola vaak beter valt dan het flesje zelf. Met het innemen van het flesje zelf zijn we onlangs gestopt. Dat voelde meteen beter……
Als dat achter de kiezen zit, kopen we water. Dat is in flessen van 1.5 liter goed verkrijgbaar. Meestal hebben we een litertje of tien standaard aan boord. En we kopen fruit. Meestal zijn er bananen, mandarijnen of appels te koop. En dan gaan we op pad.
Na een kilometer of 20 bouwen we vaak een eerste stop in. Rusten wat. Eten wat. Meestal onder een toeziend oog of meerdere toeziende ogen. En dan gaat het weer verder.
Gisteren was onze eindbestemming Kaolack. De economische dragers van Kaolack zijn pinda’s en zout. Van dat zout merkten toen we Kaolack naderde. Het leek verdikkie net of we door een winterlandschap fietsten. Maar van iets van winter is hier geen enkele sprake. De zon staat at this moment dit deel van de aardbol toch echt flink op te warmen tot iets van wat op een kookpunt lijkt.
Als we iets verder fietsen verdwijnen we in een ongelooflijke hectische drukte. Alles krioelt door elkaar en we fietsen door straten die belegd zijn met plastic afval. We eindigen in Hotel Paris. Zeker niet het eenvoudigste onderkomen deze reis. We verwennen ons zelf een beetje.
Vanochtend zijn we om 7.30 uur vertrokken. Hoewel nog niet helemaal wakker willen we de eerste 40 kilometer in de betrekkelijke koelte van de ochtend
afleggen. Vandaag staan er 70 op het program.
Dat gevoel van niet helemaal wakker zijn verdwijnt als sneeuw voor de zoutzon, als we Kaoloack uit proberen te fietsen. Het is knetterdruk. Het is de eerste schooldag na de vakantie. Jongelui lopen kris kras over straat om naar school te gaan. En ook het maandagochtend werkers zijn op straat te vinden. Busjes, taxi’s en aangespannen ezeltjes proberen zich een weg te banen. We moeten alert manoeuvreren in dit hectische verkeer. En goed wakker zijn want anders zouden er voorwaar zomaar ongelukken kunnen gebeuren.
Je kunt jezelf de aankoop van een wekker besparen (is een fijne gratis bespaartip van uw eigenste correspondent van dienst). Gewoon om half 8 op je fietsje door Kaolack een fietsritje maken, en je bent Kaolockwakker!
Pas na 8 km fietsen neemt de drukte minder hectische vormen aan. En wordt de weg rustig.
De weg heuvelt lichtjes. En na een ietwat moeizaam begin, rollen de kilometers nu als een bezetene onder onze rubberen banden weg.
We komen steeds noordelijker. Het landschap wordt steeds desolater en droger. Grote vlakten droge uitgebloeide vegetatie wordt afgewisseld met zo hier een daar een struik (acacia) of een boom. We genieten van dit monotone landschap. De asfaltweg die er enkele jaren doorheen is gelegd is glad en dat maakt het fietsen tot een waar feest. Wat ook helpt is dat de wind lichtjes van achter-opzij waait.
Wat opvalt is dat er veel dode dieren langs de weg liggen. Joan ziet ze. Ik ruik ze. Honden, geiten, ezels, slangen, Afrikaanse koeien, half vergane paarden….. het ligt allemaal langs de weg, weg te rotten. Gisteren stopten we precies op een plek waar een dood dier lag om even wat bij te drinken….. Dat was een fijn plekje….geeft toch net ff dat aroma……
Veel eerder dan we voorheen hadden gedacht rollen we net na het middaguur het plaatsje Diourbel binnen.
Diourbel zou ik niet snel aanbevelen als u van plan bent uw geliefde te verrassen met een romantisch uitje. Het is niet echt een bruisende metropool waar je je dagen zou kunnen vermaken. Er is een rotonde (check!) waar een ezeltje wat aan z’n hoef staat te krabben (dubbel check!!). En er waait wat plastic diagonaal over de straat (drie dubbele check!!!). En eerlijk gezegd heb ik dan het lijstje hoogtepunten qua beziens- en beleefwaardigheden nu wel aardig samengevat. Of ik zou het scheefgezakte verkeersbord nog vermeldenswaardig moeten maken. Kortom: er is niets te beleven.
Ik weet overigens and by the way nog wel veel meer exotische plekjes te verzinnen die ik u niet zou aanbevelen: Oegstgeest, Nieuwegein, Biddinghuizen, Keeken….. Zijn gratis tips, doe er uw voordeel mee! Maar niet gaan miepen als je toch in van eerder genoemde plaatsen terecht bent gekomen en dat je geliefde – teleurgesteld als ze/ie is – de wellicht nog wat prille verkering vervolgens vrij plots uitmaakt. In dat geval moet u niet bij mij zijn. Ik heb u gewaarschuwd. Geen krokodillentranen. Niet zeuren om spijkers om uw gebroken hart weer aan elkaar te hameren. Of lijm om alle hartsplinters weer vakkundig aan elkaar te ‘ lijmbakken’. Ander loket graag. En netjes aansluiten achter in de rij.
Hoe dan ook.
Voor ons is Diourbel de uitgelezen plek om bij te komen na een dagetappe van 70 km.
Gerrit
Afstand: 70 km.
Betrouwbaar huis
Vandaag gaan we weer grenzen opzoeken, die van Gambia en Senegal, want we willen naar het Noorden van Senegal. Ik ben opgestaan met een beetje hoofdpijn, niets ernstigs, maar wel eentje die de hele dag voelbaar is. We gaan het zien.
Voordat we het hele sortie-entree circus bij de douane gaan doorstaan, mogen we eerst nog een keer met de boot mee vanaf Farafenni, om de Gambia rivier over te steken. Er is een brug gebouwd, maar deze wordt pas over een paar weken geopend, dus vandaag gaan we nog een keer de boot in, of eigenlijk op.
De bedrijvigheid bij de boot van Barra naar Banjul is niets vergeleken bij alles wat hier gebeurt. Het is 1 grote kolkende, lawaaiige massa mensen, auto’s, brommers, verkopers, busjes, vrachtwagens, met alle geluiden die daarbij horen. We moeten aardig lang wachten voordat we de boot op kunnen, en het erop en later eraf gaan vraagt enige defensieve assertiviteit, want waar iedereen de boot zo snel mogelijk op wil, willen ze er later weer zo snel mogelijk af.
We verlaten de boot en fietsen op een zandweg, waar aan alle kanten nog steeds dezelfde hectiek heerst. Gerrit zet de fiets aan de kant om even een foto te maken. Goed idee! Doe ik dat even met mijn mobiel voor de groepsapp. Terwijl we beginnen met fotograferen begint een vrouw te roepen en voordat ik het in de gaten heb, staat er een politieman naast Gerrit die hem sommeert mee te komen. Voor ik het echt doorheb is Gerrit weg, en kan ik niet anders doen dan wachten. Ik zie dat ze aan de overkant in gesprek zijn en Gerrit lacht nog. Ik wacht maar rustig bij de fietsen en gelukkig loopt het met een sisser af en kunnen we weer op pad gaan. (We maken overigens nooit foto’s bij politie, douane etc, maar deze man hebben we echt over het hoofd gezien)
Na een tijdje fietsen komen we bij de Gambiaanse douane, waar we onze paspoorten laten voorzien van een stempel die we bij de Senegalese grens weer nodig hebben. Het gaat vlot, en de mensen zijn vriendelijk en behulpzaam.
Bij het entree hokje van Senegal staat al een flinke rij, en we sluiten aan. Het gaat tergend langzaam, en dat is jammer, want we zitten natuurlijk liever op de fiets. Maar ons geduld wordt beloond, en we krijgen de stempel die ons toegang verschaft tot Senegal! We mogen weer!!We hebben een slaapplaats in het vizier, en niets houdt ons tegen!
Nou ja, niets?
Misschien de man die bij die 1e slaapplaats er ogenschijnlijk alles aan doet om deze nacht geen gasten te nemen? Ruimte genoeg, maar er mag ook geen tent gezet worden. Er is geen water. Geeft niets meneer, hebben we zelf, maar nee, het gaat niet gebeuren.
We fietsen verder en besluiten bij een huis wat er betrouwbaar uitziet aan te kloppen. De eigenaar begint te bellen, met iemand anders overleg te plegen en voor we het weten worden we door een vriendelijke jongeman door het plaatsje geëscorteerd naar een Auberge. Wat een paleis! Maar ja, als de dame die de sleutel heeft niet komt, gaat ook dit feest niet door……
De jongeman heeft nog een optie. Ik meer hoofdpijn inmiddels. We fietsen weer terug naar waar we begonnen, maar ook hij heeft geen overwicht.
Even verderop is een bar, met huisjes, zou dat iets zijn? Gerrit inspecteert, en keurt af. Om redenen die we hier niet uitleggen, maar laten we het houden op hygiene en aanverwante zaken.
Mooi, het begint nu een beetje vervelend te worden.
Ik zeg Gerrit dat Jozef en Maria zich vast een beetje zo hebben gevoeld als wij nu.
We besluiten om bij Meneer Betrouwbaar Huis te vragen of we de tent in zijn Betrouwbare Tuin mogen zetten, maar dan komt onze redder….
Naast Betrouwbaar Huis is een soort kwekerij die beheerd wordt door een vriendelijke man, die ik een foto van onze tent laat zien. Dat we echt alleen maar een kampeerplekje hoeven. En ineens is de oplossing er. In zijn gebouw is een lege kamer, die hij gelijk gaat vegen en daar leggen we onze matjes neer, meer hebben we niet nodig. Gerrit prutst nog een heerlijk maaltje in elkaar die ik opeet en als toetje 2 paracetamol er achteraan gooi, en dan hou ik het vandaag voor gezien.
Joan
Afstand: 58 km.
Regenwormslurf
“Ik denk dat het zo gegaan is”
Ze hebben uit Burgers Zoo een olifant gestolen. En toen stiekem lenig behendig door de douane geloodst en zo in de Atlantische Oceaan geplant – geheel tegen z’n zin overigens - zo ongeveer ter hoogte van Banjul. En die stond zich daar natuurlijk stierlijk te vervelen. Want ja, die dierentuin tralies waren niks maar die zee had ie natuurlijk ook wel een keer gezien. Had eigenlijk nog snel een verlofdag willen opnemen maar had vooraf niet een lekker dagplannetje gemaakt, dus die verlofdag had ie maar laten lopen.
Hij stond zich dus echt te vervelen en wist niet wat te doen. Hij had geen idee! In een onbewaakt ogenblik sloeg ie z’n slurf maar ‘s een eind van zich af. En hij sloeg het ding zo een eind Senegal in. Nu had ie best wel een lange slurf: zo’n 250 kilometer lang. En circa 30 kilometer breed. En toen ie z’n slurf terugtrok….toen eh…… was Gambia ontstaan. Het kleinste land van Afrika.
Gambia ligt als een soort ontstoken kronkelende dikke regenwormslurf ingesloten door de Atlantische Oceaan en op drie plaatsen door Senegal. Mocht je dat niet op je eigenste netvliesje hebben, kijk daar maar ’s op Google Maps. Vreemd!!!
Het land is maar een kwart van Nederland qua grootte en heeft circa 2 miljoen inwoners. 90% van de inwoners hangt de Islam aan (en dat zullen we elke ochtend ook vijf uur weten ook!!). De rest is Christen of gelooft in pinda’s. Want naast toerisme drijft de economie van Gambia op (overigens heerlijke !!) pinda’s en cashewnoten.
(Even een berichtje tussendoor aan de meneertjes en mevrouwtjes van de Duyvis. Die pinda’s die jullie in jullie zakjes stoppen….die zeg maar in onze supermarkt schapjes liggen…… waar komen die pinda’s eigenlijk vandaan? Enne, wat doen jullie er mee voordat die pinda’s in een zakkie gaan? Zitten jullie er over te schijten of zo? Of pissen jullie er over? Ik vraag dat because, die pinda’s uit die zakkies van jullie, qua smaakbeleving, niet in de schaduw kunnen staan van de pinda’s die je hiero zo langs de straat koopt….en als ik schaduw zeg dan bedoel ik ook schaduw, de schaduw van 10 Baobabbomen, en dat ze daar nog niet eens bij in de buurt komen. Doe er wat aan, en laat de pinda’s weer naar pinda’s smaken! U kunt eventueel reageren op gerrit@pinda.nl).
Vanochtend zijn we vertrokken voor de laatste hele fietsdag in Gambia. Morgen zullen we de grens naar Senegal weer oversteken. Maar eerst vandaag!
We zetten koers naar Soma. Een stoffig dorpje nabij de grens met Senegal. Het is een ontspannen ritje van 50 km. Voor het eerst deze reis laat de zon zich niet gelden. De temperatuur blijft steken op een ‘zuinige’ 30 graden.
Gambianen zijn goed- en veellachs (al zou je dat op basis van deze foto’s misschien niet meteen zeggen....).
Het woord ‘ TOUBAB’ (wat witman betekend) wordt ons honderderen keren per dag nageroepen. Maar in tegenstelling tot hun Ethiopische vriendjes – die dan met stenen gaan gooien en er wat
sfeerverlagende stokslagen bij doen - leveren de Gambiaanse knuitertjes er een brede glimlach bij. We zwaaien wat af. We lijken goddomme de Koninklijke familie op Koningsdag wel. Alleen zwaaien die
minder vaak……
Het landschap heuvelt wat. En we moeten zowaar wat korte klimmetjes het hoofd bieden. Maar echt naam mag het allemaal niet hebben. Officieel is Gambia zelfs vlakker dan Nederland!
Net na het middaguur vinden we een fijn onderkomen in Soma Er is na dagen weer iets van WIFI, wat te eten en we kunnen onze kleren wassen. Wat wil een mens nog meer?!
Nouwwwwh??!!
Een olifant die met z’n slurf onze kleren even uitwringt en het hele zaakie keurig aan een waslijn ophangt? Heeft ie mooi wat te doen.
Gerrit
Afstand: 52 km.
Lodge desillusies
Gerrits keramiek fetisj nam wat meer tijd in beslag dan hij had gehoopt nodig te hebben voor een nieuwe hobby, en zo komt het dat we pas na 3 nachten de lodge verlaten. Uiteindelijk was er geen betere plek om ziek te zijn dan daar, iets met geluk bij een ongeluk, zullen we maar zeggen.
Het gaf gelegenheid tot douchen, goed eten (en een koel drankje!!) en slapen en tijd voor de ereader. WiFi hadden ze ook daar niet, dus we zeulen inmiddels een boekwerk aan verhalen en foto’s mee die nog op de weblog moeten.
Ik ben gisterochtend na het ontbijt in mijn eentje alvast een stukje gaan fietsen ter afleiding, en omdat ik het fietsen een beetje begon te missen. Het deed me erg goed.
De weg die we we vandaag nemen is heerlijk, niet te druk, mooi asfalt en kleine dorpjes erlangs.
Het is ook een beetje spannend, we hebben gistermiddag samen als proef een stukje gefietst, maar weer een kilometer of 50 op de teller krijgen is even andere koek.
Maar het gaat Gerrit goed af, en we kunnen.
We zien ineens een aap rennen, en knijpen in de remmen om te zien wat er gebeurt. De bomen langs de weg blijken vol te zitten met apen, ze springen van tak naar tak, het is leuk om naar te kijken.
Onderweg komen we ook regelmatig controleposten tegen, bemand door politie. Auto’s, bussen, vrachtwagen, alles moet stoppen, maar wij kunnen gewoon doorfietsen. We beginnen al met contact maken voordat we passeren en krijgen eigenlijk telkens vrolijke gezichten en begroetingen.
In een reisgids las ik het belang van contact maken hier, en op welke wijze.
Je gaat hier niet lukraak gelijk iets vragen aan iemand, maar begroet eerst, vraagt hoe het gaat met iemand, zijn naam etc. Daarna kun je ter zake komen, al ga je waarschijnlijk eerst hetzelfde vragenrondje door.
Het lijkt of de kinderen hier ietsje opdringeriger worden. Beginnen vaker expliciet om geld te vragen, het is prima te handelen, maar het is een tikkie anders dan we tot nu toe hier gewend zijn.
We zijn op weg naar een lodge, tip van de vader van het gezin waar we eerder in de tuin hebben gekampeerd. Kleine gok, maar als we gaan rondvragen blijkt dat die tip helemaal klopt en we vinden het snel. Daar aangekomen zijn we opnieuw beland in een soort lodge desillusie, part two.
De neef van de overleden eigenaar (die dit schijnbaar heeft opgezet met 3 Nederlanders) beheert het, en we zijn van harte welkom. Maar echt alles is kapot en vies. We besluiten te blijven, geen gebruik te maken van de ons toebedeelde kamer en onze tent op het terrein op te zetten. De neef ruimt op, brengt ons een bord eten (wat we gezien de gebeurtenissen van 3 dagen terug maar niet eten, tart het lot maar even niet…), zet ons vol in de reggae muziek, maakt een kampvuur voor zijn honden, houdt ons gezelschap en draait een lampje in zodat we buiten de tent wat licht hebben.
Het ligt prachtig, aan een soort zijtak van de Gambia Rivier, en zou een prachtige plek kunnen zijn voor toeristen. Ik vind het treurig als ik er wat over nadenk. Net als bij de andere lodge is (was?) alles er, maar niemand heeft het geld, de ideeën, de contacten, de energie of het talent om het voort te zetten. En zo brokkelt het langzaam verder af, totdat er waarschijnlijk zelfs niemand meer wil kamperen. We koken ons potje en kruipen om 19.15 ons tentje in, om lijf en hoofd de nodige rust te geven.
Afstand: 53 km.
Toiletpotvuurwerk
Ik hang met m’n hele hebben en houden over de rand van toiletpot.
Tja, lieve lezer. Even voor alle duidelijkheid: er is hier geen sprake van een net nieuw verworven hobby. Of een lang gekoesterde wens die eindelijk in vervulling gaat. Of dat ik opeens een keramiek fetisj heb en ik de glazurenpot ’s ff fijn schoon wil likken. Zo lekker, met het puntje van de tong, zo net onder het randje…..
Welnee, lieve lezer. Het stelt mij enigszins teleur dat die gedachten bij u opkomen. Nee, echt niets van dit alles. Echter, eerlijk gezegd had ik me de jaarwisseling ook wel een ietsje anders voorgesteld.
Terwijl de dag toch helemaal niet zo onaardig begon. Na een niet al te beste slaapnacht – het was zoooo heet – breken we onze tentspullen op in dit twee jaar geleden verlaten oord. Het is met enige verbeeldingskracht nog voor te stellen dat het tot voor kort een vakantieparadijs is geweest waar mensen slurpend aan exotische rietdrankjes en spiegelei bakkend op ligstoelen zich kostelijk vermaakten.
Een ondernemende Spanjaard huurde het terrein van het dorpscomité voor het astronomische bedrag van 1800 euro per jaar. Investeerde wat. En niet veel later werd de lodge een vakantiemekka voor met name Scandinaviërs. De afspraak was dat de looptijd van het contract 10 jaar zou zijn. Het dorpscomité veranderde de spelregels tijdens de wedstrijd. Men wilde de looptijd verkorten tot vier jaar. Dat zag de Spanjaard niet zitten. En ziehier: een conflict was geboren. Het werd vette ruzie tussen de Spanjaard en het dorpscomité. De Spanjaard ontmantelde de plek en vertrok spoorslags. Weg werkgelegenheid voor de inwoners van het dorp. Weg reuring. Weg voorzieningen.
We maken wat foto’s van deze toch wel enigszins desolate plek. En daarna vertrekken we.
We stoppen bij een werkelijk prachtig gelegen grote moestuin. Het is een project van vrouwen uit het dorp die er tomaten, uien en sla telen. Een deel van de oogst consumeren ze zelf. Een deel wordt verkocht. Van de opbrengsten wordt de school voor hun kinderen betaald.
We vervolgen onze weg over de mulle zandweg die echt prachtig is.
Gisteren waren we vermoeid en hadden we er minder oog voor. Maar vandaag is het geweldig om hier te fietsen. Na 7 km bereiken we de asfaltweg. En de banden rollen weer soepeltjes. We kopen in een winkeltje een stokbrood en besmeren die met pindakaas. En spoelen het goedje weg met een lauw flesje cola.
Na slechts 25 km zien we een verwijzing naar een lodge. We besluiten om er een kijkje te gaan nemen. Daar aangekomen blijkt het zo’n lekkere plek te zijn dat we besluiten om hier te blijven. Om even goed bij te slapen en te eten.
Ergens in de middag loop ik helemaal leeg en word ik flink ziek. Om uw eventuele eetlust niet te bederven zal ik u de verdere details besparen.
Maar ik zorg er hoogstpersoonlijk voor dat er hier in Gambia met de jaarwisseling toch nog iets van vuurwerk is!
Afstand: 25 km.