Evangelie
Vanochtend was een prima ochtend om te ontwaken. De ogen op te slaan. En op te staan.
Wel in die volgorde graag. Wel even zorgvuldigheid betrachten op dit punt. Wel even het stappenplannetje in de juiste volgorde afwerken. Anders is de kans op ongelukken niet gering.
Ik vrees nl. dat mijn reisverzekeringtjemaatschappij ergens in die kleine F*&^%$king polislettertjes heeft staan dat ze in dat geval de schade niet vergoeden. Gewoon ffe de volgorde in gaten houden. Niks aan het handje. Kind kan de was doen. En de appel valt dan ook niet rot van de boom.
Vanochtend had ik enkele momenten van blijheid, lieve lezer. Twee om precies te zijn.
Momentje nummero 1: ik realiseerde me dat ik wakker werd in het prettigste hotel waarin ik tot nu toe heb verbleven. Een hotel met een binnentuin. 'Daar heb je toch geen ruk aan Gerrit, als je slaapt?' Neeh, lieve lezer dat weet ik ook wel. Maar het voorkomt wel dat er vlak bij je kamerdeur een touringcar om 3 uur 's ochtends - al een uur!! - staat warm te dieselen. En het voorkomt dat hij een keer of dertig op zijn claxon drukt teneinde zijn slaapdronken passagiers uit hunnnie bed te doen rollen. En zijn bus vol te krijgen. En het voorkomt dat ik daarna niet meer in slaap val. Zo ging het eergisteren. Dus. Hulde voor de hotels met een binnentuin.
De tweede blije gedachte kwam wel ietsje later. Eerlijk is eerlijk.
Gisteren openbaarde tijdens het fietsen een geluidje. Een kraakgeluidje. En ik ben niet gek op geluidjes. Zeker niet bij mijn fiets. In ons Hollandsche Holland en in de omgeving van Biddinghuizen - met een fietsenmaker bij de hand - kan het nog wel hebben. Maar zo ver van huis. Gekraak en gepiep. Dan houd ik er niet van. Nu had ik een redelijk vermoeden waar de kraak vandaan kwam en wat ik er moest doen. En daar had ik mijn gereedschap voor nodig. Het gereedschap dat altijd in dezelfde tas, op dezelfde plek ligt en dat zo lekker voor het grijpen ligt, dat ik zo pakken kan......
U begrijpt, rampspoed is aanstaande.
Toen ik gisteren in Kemesi aankwam, moe en wel, zou ik dat varkentje wel 's even gaan wassen. Maar potdomme, waar is dat gereedschap? En waar zijn al mijn reserveonderdelen? Waar is dat rode doorzichtige IKEA-tasje? Alles heb ik overhoop gegooid. Alles uitgepakt. Echter geen resultaat waarvan we nu 's even fijn de slingers gaan ophangen.
Wat een gekloot. Waar kan ik die spullen hebben laten liggen? In Addis, toen ik mijn fiets in elkaar sleutelde.....heb ik het daar op het grasveld laten liggen? Dat zal toch niet? Ik kan mezelf wel voor m'n kop slaan. T'is dat ik daar het gereedschap niet voor heb, anders?
Maar ja. Daaraan denken en mezelf slaan brengt me nu niet verder.
Ik moet een plan hebben. Want een lekke band - of nog erger - in the middle of nowhere kan me nu stevig in de problemen brengen. Kortom, met het mezelf verfoeien voor zoveel onzorgvuldigheid en het bedenken van een plan om de meest noodzakeijke onderdelen toch ergens in Ethiopie te verkrijgen viel ik onrustig in slaap. En net zo onrustig werd ik ook wakker.
Toch nog even met een slaapdronken kop alles nakijken en nazoeken. En verdomd.............. in dat ene tasje had ik kennelijk nog niet gekeken. Want ik steek mijn hand zo ver mogelijk in het kleine zijvakje en ......... YESSSSSSS!!!!!
Oh ja. Had ik Addis Abeba niet bedacht hoe handig het zou zijn om de gereedschappen en reserveonderdelen niet in dat ene gebruikelijke tasje te doen, maar deze reis in dat ene vakje. Verdikkie, ik maakte een vreugdesprong. Wat ben ik blij. Opgelucht ook. Want de meeste gereedschappen en onderdelen zijn van het nivootje: ESSENTIEEL. Die moet ik bij me hebben. Daar kan ik niet zonder.
'Wat een fijne ervaring.' En dan moet de fietsdag nog beginnen.
De eerste 30 kilometer zijn misschien wel de prettigste van deze hele reis. Het landschap is fraai, de uitzichten ook. En de mensen zijn allervriendelijkst. Ik stop regelmatig voor een praatje. Voor wat rust, wat ook weer een praatje betekend. En het wegdek gedraagt zich als een echte heer.
Al in het begin van de rit fiets in samenop met een leraar Engels. Hij verteld dat ie les geeft aan basischool leerlingen. Hij vindt het super om met mij op te rijden, want dan kan hij zijn Engels verbeteren. Hij zou de hele reis wel met me willen optrekken. Hij vind wat ik doe het voorbeeld van ultieme vrijheid. Dat gunt hij zijn leerlingen ook.
En dat verteld ie ze ook steeds. 'Studeer. Haal een diploma. Dat verschaft je vrijheid.' Hij gunt zijn leerlingen ook een studie in het buitenland. Dat liggen meer kansen. Waarop ik zeg dat ik hoop dat ze daarna wel terugkeren naar Ethiopie. Want dan kan Ethiopie de rijpe vruchten plukken van de geleerde koppen en hunnie opgedane kennis. Die kan Ethiopie goed gebruiken.
Na een kilometer of tien zijn we bij zijn school aangekomen. Bij het afscheid nemen fluistert ik hem nog in of hij misschien wellicht even kan aanpappen met zijn collegaatje Maatschappijleer. En als dat wil vlotten met dat aanpappen of hij dan wil vragen of die het onderwerp 'WAAROM IS HET TOCH ZO LEUK OM EEN IETWAT KALENDE MAAR TOCH VERDER GOEDBEDOELENDE HOLLANDSCHE WERELDFIETSER LASTIG TE VALLEN' op het lesrooster wil zetten.
En als die klas dan eenmaal overtuigd is dat een Hollandsche fietser lastig vallen misschien toch niet zo'n heel goed idee is, om er daarna een Nationale lesdag van te maken. Dat dan in het hele land het WERELDFIETSERS-MOET-JE-NIET-LASTIG-VALLEN-EVANGELIE- verkondigd wordt. 'Die religievorm heeft mijn zegen.' Dat zou mijn bijzonder plezieren. Dank. Mede namens alle fietsers die na mij Ethiopie gaan verkennen.
Alvorens ik met het klimwerk aanvang houd ik een fijne pauze bij eeneetstalletje. Behalve een bak thee serveren ze me ook een bord vers gesneden Papayas.
Met nieuwe Papaya-energie in de benen stap ik op. De laatste 20 kilometer gaat het gestaag. Ik moet van 1200 naar 1850 meter. Omhoog. Lijf en leden worden flink getest. Tegen drie uur kom ik aan in Kumbulchia. Daar stop ik. En ik ben niet de enige.
Vanaf Addis Abeba heeft de in aanleg zijnde spoorlijn me steeds vergezeld. Soms kruisten we elkaar. Maar meestal week ie niet van mijn linkerzijde. We zijn echte vriendjes geworden.
Deze spoorlijn wordt aangelegd door Japie Marcezie, een Turkse aannemer. Gedurende de 370 km die ik heb afgelegd, reden zijn trucks af en aan om materialen aan en af te voeren. Honderden trucks, opleggers en busjes hebben mij de afgelopen fietsweek gepasseerd. Naar ik heb begrepen dat de spoorlijn binnen 1 tot 5 jaar gereed moet zijn (lekker ruime marge). Maar dan kan de trein ook echt gaan rijden.
Kumbulchia zal het eindstation van deze trein gaan worden in de toekomst. Voor mij vandaag al. Voor 1 nachtje maar.
Morgen gaat de Gerrit-trein weer verder.
Etappe: Kemesi - Kumbulchia
Km: 55
DriekwartierKoot
De ingelaste rustdag van gisteren was er 1 van grote noodzaak. Ik wasmoe.
Gisterochtend hebik de wervelende zondagmarkt van het naburige dorpje Senbete bezocht.
'Een hele ervaring.' Allereerst omdat ik de enige NIET Afrikaan was die de markt bezocht. En daarom naast bedden, kamelen, kleding en heel veel andere spullen een bezienswaardigheid op zichzelf was.
Zelden ben ik me zo bewust geweest van mijn huidskleur. Het was verzengend heet. Enik ging ik bijna van mijn stokje van de hitte. Bij gebrek aan iets van schaduw dronk ik wat flessen water leeg. Om de vochthuishouding een ietsje tegemoet te komen. Maar jeetje: 'wat was het stoffig heet zeg!!'.
Daarbij werd ik watlastig gevallen door jongelui die zo'n witman maar wat interessant vinden. Iets te interessant wat mij betreft. Na een anderhalf uur ronddolen had ik wel gezien. En ben
ik teruggekeerd naar het hotel. En om iets preciezer te zijn. Naar mijn bed. Bijkomen. Afkoelen. Pas halverwege de middag begon ik me weer een ander mens te voelen.
Tijd om naar de kapper te gaan.
In Ethiopie vind je kappers in een met golfplaten bezet schuurtje (alles is hier trouwens met golfplaten aan elkaar gebakken). Ik nam plaats en ik kreeg zo'n wit boordje om mijn nek gevouwen. Net iets te strak. Of het nu door de witte-boorden-opgeknoopte-ademnood kwam. Ik weet 't niet. Echter. Hier zo zittend en naar adem happend gingen nwillekeurigmijn gedachten uit naar kapper Koot.
Al vanaf dat ik een heel klein Gerritje was werd ik gekapt door kapper Koot. Waarom? Mijn vader werd er ook geknipt. Daarom ging ik ook.
Kapper Koot zetelde in Oldebroek. En dat was toch gauw drie kwartierfietsen. Kapper Koot was van de oude stempel. Hij nam de tijd. Of je nu kaal was. Een gereformeerde scheiding. Of een Hervormd bromfietshelmkapsel. Of een Katholieke misbruik Coupe.Of een Hollandsche bos met krullen. Zoals ik. Hij knipte je drie kwartier lang. En onder het knippen rolde het ene dorpsverhaal over het andere. En buitelde de ene roddel over de andere heen. Kapper Koot was eigenlijk meer verteller dan kapper.
Ook kapper Koot vouwde een wit boordje bij me om. Vroeg hoe ik geknipt wilde worden (goed uitdunnen, ik had geen idee wat dat was, maar dat was opdracht van mijn moeder). En dan begon ie te knippen. En te vertellen.
Ik was er beducht voor om vier of vijf knipwachtenden voor me te hebben. Reken maar uit. Vijf maal drie kwartier. Plus de drie kwartier die hij met mij bezig was. Dan was je meer dan een halve zaterdag onder de knippannen. Daarom fietste ik al om 6.30 uur weg van huis. En stond ik uiterlijk 7.15 uur bij kapper Koot op de stoep. En dan was het nog drie kwartier wachten. Zomer en winter. In weer en wind. Maar IK was de eerste. Altijd! Niemand was zo gek om drie kwartier van tevoren op zijnstoep te gaan zitten.
Kapper Koot knipt nog steeds. Minder frequent. Hij heeft zijn schaapjes op het droge geknipt in al die jaren. Maar toch knipt ie nog. Enkele jaren geleden ben ik nog een keer gegaan. Gewoon omdat ik langs kwam. En omdat hij op dat moment klantloos was. En omdat mijn haar er aan toe was. En omdat ik een sentimentele ouwe lul aan het worden ben. Gewoon om herinneringen op te halen. En gewoon om het Oldebroeker dorpsleven nog ‘s door te nemen. Drie kwartier lang. Hij neemt er nog steeds de tijd voor. Slow knipping! Heerlijk!!!
Kapper Koot moet voor altijd blijven knippen. En vooral. Vertellen.
En ook nu ga ik dus netjes gekapt en met herwonnen energie op pad.
De eerste kilometers stijgen lichtjes.En daarna gaat het weer wat naar beneden. Op 10 kilometer staat een lelijke puist om me te wachten. Het duurt - ook hier weer - drie kwartier voordat ik ‘m bedwongen heb. Kapper Koot heeft er vast de hand in gehad. Zijn geest waart overal.
Maar voordat ik echt op de top ben krijg ik weer te maken met onze gezellige Ethiopische belhamels. Ze toeteren in mijn oren. En rennen kilometers met me op. En hun aantal neemt hand over hand toe. Bergop kan ik ze absoluut niet afschudden. Ik blijft stoicijns. Wordt niet boos. Ben niet blij. Ik trap gewoon door. Reageer nergens op. Maar dan ook nergens. Eenmaal boven schakel ik een tandje bij. En ben snel van ze af. Tot de volgende heuvel zich aandient. Dan wordt er weer een belhamelblik open getrokken.
Ik heb mezelf, gisteren op mijn rustdag, ‘s even vermanend toegesproken. 'Ik laat mijn fietsplezier toch niet door die kwajongens vergallen. Ben je mal.' Naarmate ik meer naar het Noorden kom zal het belhamelgehalte qua hevigheid alleen nog maar toenemen. Zelfs stenengooiende kinderen zijn daar niet uitgesloten. Ik heb mezelf beloofd niet boos te worden, maar gewoon te doen waarvoor ik gekomen ben. Fietsen en genieten van Ethiopie en alles wat het te bieden heeft. Incluis the money roepende en meerenende kids.
In deze streken noemen ze me TOERKIE!!
En dat komt omdat er paralel aan de weg die ik rijd een nieuwe spoorlijn wordt aangelegd. Die spoorlijn gaat Addis Abeba met het Noorden verbinden. Of andersom. Dat ligt er aan in welke trein je zit.
Afin. Die spoorlijn wordt aangelegd door een Turkse firma. Als de kinderen, maar ook volwassenen, een ander iemand zien dan een Afrikaan dan wordt ie automatisch geascocieerd met de Turkse aannemer. Vandaar TOERKIE!! Ik zelf kande relatie maar lastigjesleggen tussen een Turkse aannemer die met steentrucks af en aan rijd. En ik. Simpele fietser. 'Ze zullen toch niet denken dat ik in mijn fietstassen stukken steen vervoer en die..........'!
Na 20 kilometer stap ik af. Vouw mijn stoeltje uit. Eet een banaan. Een sinaasappel. En een half klef wit broodje met pindakaas. En dat alles onder het toeziend oog van een toenemend aantal kwekkende vrouwen die mij geweldig interessant vinden. Echt tot rust komen doe ik niet. En daarom stap ik maar weer op.
De route glooit verder zonder echte hoogte- of dieptepunten. Qua wegdek. Ik passeer van tijd tot tijd een dorpje. Het enige dat opvalt is dat het weer wat vruchtbaarder wordt. Het is met 34 graden ook net iets minder warm dan (eer)gisteren.
Na 59 kilometer kom ik aan in Kemesi. Een dorpje verder dan ik vooraf had bedacht. Ik check in bij het leukste en schoonste hotel tot nu toe.
Dit was een fijn dagje.
Etappe: Ataya - Kemesi
Km: 59
Eventjes
Na het inmiddels gebruikelijke ontbijtje – bestaande uit twee wit gekleurde naar klef smakende broodjes. Ei. En de hiermee onlosmakelijke verbonden en onvermijdelijke groene peper - naar binnen te hebben gewerkt. Hang ik onder een overweldigende en vooral starende menigte alle tassen weer aan mijn fiets. Stap op. En verlaat, tegen negenen, met een goed gevulde maag het dorpje Debre Sina.
Kort voor mijn vertrek uit dit dorpje had ik een gesprek met medewerkers van de UN en Unicef. Ze hebben ook in Debre Sina overnacht. Enontbeten in hetzelfde hotel als ik. Ze vertellen over de staat van Ethiopie. En overhet werk dat ze doen.
Ze werken o.a. aan een schoon drinkwater-programma, het verbeteren van educatie en het optimaliseren van een Nationaal gezondheidszorgprogramma. Ze vertellen dat ook Nederland financiele steun verleend. Ze spreken hun waardering uit en hopen dat Nederlandse overheid ook in de toekomst blijft bijdragen. En nadat ik hen heb beloofdde boodschap persoonlijk aan meneertje Wilders door te spelen, opdat die dan nog tijdig -voor de aankomende verkiezingen -zijn partijprogramma kan aanpassen neem ik afscheid. En wens ze veel geluk.
De afgelopen dagen heb ik vele voorbeelden gezien van het goede werk dat de medewerkers van deze organisatie verrichten. In dit land is hulp en ondersteuning van levensbelang.
Ethiopie scoort hoog op de lijst van armste landen. En de resultaten die verantwoordelijk zijn voor diescore trekken dagelijks aan mijn ogen voorbij. Ik registreer ‘t. Sla het op. En maak vertaalslagen. Naar mijn eigen leven. En stel mezelf de vraag: wat draag ik bij om het leed van de allerarmsten te verlichten?
In ene schiet mij een songtekst te binnen van de helaas te vroeg overleden zanger van The Scene. The Lau (waarvan ik tientallen concerten heb bijgewoond, toen hij nog leefde, dit laatste detail wil ik niet onvermeldt laten). Hij beschrijft in het lied 'Rode Aarde' in een paar zinnen wat ik al dagen loop te bedenken. Het toeval of het geluk (kies zelf maar) van geboren tezijn in net dat ene fijne (Neder)landje waar de meeste dingen wel fijn georganiseerd zijn.
Edelman of bedelman
Het zal je kind maar zijn
De sterrenhemel leert
Verschil is klein
The Lau, Rode Aarde
De eerste 30 kilometer hoeven de trappers niet rond. Het gaat alleen maar naar beneden. Ik moet van tijd tot tijd even stoppen om de kramp uit mijn remvingers te laten vloeien. Het gaat best hard naar beneden. En ik moet opletten om niet in de flinke gaten die het wegdek rijk is terecht te komen. En als er geen gaten zijn. Waar ik voor uit moet kijken. Dan zijn er wel bulten.
In de dorpjes zijn in het asfalt over de volle breedte van het wegdek, heuveltjes aangebracht. En daar kan je ook maar beter voor remmen. Anders word ik de eerste fietser die vanuit Ethiopie naar de maan wordt gelanceerd. En in dat geval zou onzeNeil Amstrong daar, met terugwerkende ruimtepakkracht, nog een fijn maanpuntje aan zuigen.
Gisteren fietste ik nog op een hoogte van ruim 3200 meter. Ik ben nu afgedaald naar 1200 meter. En dat is te merken.
Er verandert veel. Het landschap wordt droger. En het wordt serieus warmer. Mijn temperatuurmeter tikt 35 graden aan. En daar hoeft ie verdomd weinig moeite voor te doen. Schaduw is een schaars verkrijgbaar goedje. Graanvelden maken plaats voor verdorde akkers. Kamelen beheersen het straatbeeld opeens. Ik kom zelfs in een heuse kamelenfile terecht. Daar heb ik een grappigfilefilmpje van gemaakt: https://youtu.be/kNMTk-LR_18 (duur: 37seconden).
Het ziet er hier armoediger uit. Waar er voorheen nog enkele uit beton opgetrokken huizen waren te zien, zijn er hier veelal rieten hutjes.
En er verandert nog wat. De jeugd wordt opdringerder. Vervelend zelfs. Tot aan aggressief toe. Als ze me zien aankomen begint het feest (voor hunnie dan, niet voor mij). Ze komen van heinde en ver aangelopen. En beginnen te roepen: YOU YOU YOU!!. GIVE ME MONEY!!!. GIVE ME PEN!!!
Ze rennen kilometers met me op. ‘Geen wonder dat die Ethiopiers zo snel zijn op de marathon.’ En dat onder voortdurend geroep en geschreeuw: YOU YOU YOU!!!! MONEY MONEY MONEY!!!! Als ik het ene groepje heb afgeschud. Dient het volgende roep-en-mee-hol-team zich al weer aan. Zo aan het begin van de dag kan ik het nog goed hebben. Maar als de krachten wegvloeien merk ik dat er een stevig beroep gedaan wordt op mijn incasseringsvermogen.
Na 40 km houd ik een goeie rustpauze. Eet en drink wat in de buurt van een nagenoeg drooggevallen rivier. Waar mensen hun was doen. En kleden te drogen hangen aan de brug.
En raak in gesprek met een man die werkzaam is in de Agrarische sector. Hij verteld me dat ik in het droge deel van Ethiopie verzeild ben geraakt. Hier is het minder vruchtbaar dan op de hoger gelegen gedeelten. Ook in de regentijd (die net achter de rug is) regent het hier minder. De mensen hier moeten met minder toe.
Ik zet koers naar Sembete.
Het wegdek is niet helemaal vlak en ik stijg steeds 1 a’ 2 procent. Valt plat. En daar ben ik geen groot liefhebber van. Dat je niet ziet dat je stijgt, maar het wel voelt. Daar gaan de benen juist pijn van doen. Ook de hier heersende hitte speelt me parten. Ik sla veel water (ik ben het maar Ethiopisch bier gaan noemen) naar binnen. Maar voel dat er meer vocht uitgaat dan ik er bij kan drinken.
Aan het einde van de middag bereik ik versleten en wel het dorpje Sembete. Ik ben moe, erg moe, hartstikke operderpop. En dan, dan, blijkt het plaatsje geen hotel te bezitten. Damned. Mijn tent opzetten is onmogelijk hier. Voor een hotel zal ik nog 10 km. verder moeten. Eigenlijk heb ik er de energie niet meer voor. Maar ik zal wel moeten.
De eerste 5 km gaan omhoog. De meeste van die kilometers leg ik lopend, steunend, rustend en water drinkend af. En tussendoor moet ik de opdringerige kinderen van me af zien te houden. En die combinatie van factoren vallen me zwaar. Het is afzien onder een zon die nog steeds een temparatuur van 35 graden produceert. Gelukkig gaat het na 5 km. naar beneden tot in Ataya.
In Ataya vind ik een hotel. Ik leg mijn lichaam te rusten op het bed. En kom tot een conclusie. Er is vandaag teveel van lichaam en geest gevraagd. Ik voel ‘t. En besluit ter plekke om morgen een rustdag in te gelasten.
Even bijkomen. Even bijtanken. Even de schrale billen van wat vettige zalf voorzien. Even wennen aan de nieuwe 30 plus temperaturen. Even de benen iets anders laten doen dan rondmalen. Even wat mangootjes en sinaasappeltjes naar binnen persen. Even lichaam en geest de ruimte geven om 1 week Ethiopie te verwerken.
'Its quit an experience my Friends!'
Etappe: Debre Sina - Ataya
Km: 85
Tractatieasfalt
'Soms is het fijn te ervaren dat ik niet de enige gek ben die in Ethiopie is gaan fietsen'.'
Halverwege de dag komen mijn twee fietsers tegemoet. Het blijkt een echtpaar uit Frankrijk te zijn die hun karretjes omhoog duwen. De begroeting is hartelijk.
Zehebben haast. Ze willen vandaag nog Debre Birhan halen. En het liefst voor de duisternis invalt. Dat lijkt me een ambitieus voornemen. Ik heb nl. dat stuk vanochtend achter me gelaten. Enne..... simpel is anders. Er zitten flinke klim- en daalstukken tussen. En met mijn daalstukken krijgen zij straks te maken. We wensen elkaar alle geluk toe. En vervolgen ieders onze weg.
En die weg begon vanochtend vroeg in Debre Birhan.
De stad uitkomen was gemakkelijk. Ik had snel de goede richting te pakken. Jammer genoeg stond er een stevig briesje. Ter compensatie van die waaiwind is er speciaal voor mij - door de Ethiopische overheid -onlangs spiksplinter nieuw asfalt gelegd. Zo glad als een spiegel. ‘Wat een tractatie dat gladde zwarte teerspulletje waarop mijn wielen zo fijn rollen’.
Er zijn Wereldfietsers die al dat geasfalteer maar niets vinden. Al dat asfalt. Niet avontuurlijk genoeg. Die hobbelen liever over gravelwegen. Echter, ik deel hunnie mening niet. Want voor de
Ethiopier moet al dat asfalt toch een hele uitkomst zijn. Dat men op een veilige wijze van A naar B kan rijden. En daar moeten wij ons fietsers maar mooi in schikken. ‘De wereld is groter en
omvangrijker dan de wensen en behoeften van ons kleine clubje wereldfietsers.’
Volgens de Fransman zou de top niet ver meer zijn. En dat zou me wat waard zijn. Ik ben de hele dag al naar een hoogtepunt toe aan het werken. En dat hoogtepunt is de Tamaber Pass. Die maar liefst 3230 meter hoog is. Aan de zijde waarvan ik ‘m benader stijgt het wegdek wat onduidelijk. De hele dag gaat het op en af. Maar stijgen zal ik.
Als ik van tijd tot tijd even stop om op adem te komen. Zie ik beneden in het dal de goudgele graanvelden als een lappendeken liggen. 'Wat een geweldig uitgezichten!'
Na het afscheid met de Fransen ben ik toch nog ruim een uur bezig om de top te bereiken.
Bovengekomen zie ik het raarste dat ik ooit op een bergtop heb gezien. Er is een lange straat met aan weerszijden stalletjes. En je kunt je van alles voorstellen dat daar verkocht wordt. Brokstukken van de berg die zojuist bedwongen is. Snickers (u weet wel: die van de stevige trek). Of medailles (met het opschrift: Proficiat, U heeft ‘t gehaald). Cd’s – of cassettebandjes, die ze hier nog gebruiken - van Nick en Simon (en dat moet dan haast wel bedoeld zijn om meteen na aanschaf die dingen vanaf de top van de berg ter complete vernietiging naar beneden te flikkeren, teneinde er zeker van te zijn dat 1 of andere beschaving of een jaartje of duizend die dingen - of resten ervan - toch NIETalsnog aantreft. Dat zou voorwaar onze beschaving in heel ander perspectief plaatsen. Bij die vindarcheologen, over 1000 jaar, anders zou ik het ook niet weten). Maar goed. Dat soort zaken. Die zou je verwachten. Boven op de berg. Maar niet wat men hier verkoopt.
Er worden nl. grote hoeveelheden sterke drank verkocht. Ik had graag een foto van gemaakt van dit nogal opmerkelijke gegeven. Echter, ik werd voortdurend lastig gevallen. En besloot zonder sterke drank achter de kiezen maar snel verder te trekken.
Ergens vandaag werd ik - tijdens een korte pauze - ook lastig gevallen door een groep jongens. Ze vinden me lief en leuk. Maar dat stopt op het moment dat blijkt dat ik ze geen money geef. Dan verandert de sfeer als een blad aan de Eucalyptus-boom. Dan worden ze vervelend. Lopen kilometers met me op. Onder het geschreeuw van iets dat vast iets met geld geven te maken heeft. Zie hieronder de foto van deze belhamels waarmee ik op onderstaandefoto nog vriendjes ben. Echter niet veel later verworden deze vast als ideaal gepresenteerde toekomstigeschoonzonen tot ware terroristen in de dop.
Nu ik eenmaal boven ben wil ik ook wel naar beneden.
Kort nadat de afdaling is ingezet moet ik door een tunnel. En daar ben ik niet dol op. Grote kans dat je door achterop komend verkeer niet wordt opgemerkt en onderste boven wordt gereden. Noem het Gerrits eigenste tunnelsyndroompje. Ik rij naar binnen. Maar ben er niet gerust op. Ikstop na enige meters. En doe mijn voor- en achterverlichting aan.Het is best wel een lange tunnel. En behalve mijn voorlamp is er weinig dat op iets van licht lijkt. Helemaal ontspannen ben ik niet.
Ikben dan ook opgelucht en blij dat ik heelhuids de andere kant bereik. Waar hetlandschapals een blad aan de boom verandert,. Van een droge, rotsige, stenige omgeving is het verandert in een
bosrijk stuk. Heel opmerkelijk!
Van de tocht door de tunnelincl. een stukje afdaling,heb ik eenfilmpje gemaakt: https://youtu.be/69aTtezXoLI, waar het angstzweet tussen
mijn billen niet te zien is, maar wel te ruiken. 'Zeg niet dat ik u niet tijdig gewaarschuwd heb!'
In krap 20 minuten daal ik 600 meter geconcentreerd en wel, maar ook best wel hard. Zo af en toe knijp ik hard in de remmen. Omdat ik anders regelrecht naar de ravijnhel fiets. En dat wil ik niet. Het is hier nog veel te mooi!
Tegen vieren rol ik vermoeid en wel het bedrijvige dorpje Debre Sina binnen. Ik vind er snel een kamer. Neem een warme douche (Jahhaaa, die doet het weer ‘s!). En bestel een bord met iets erop– dat nog het meest in de buurt komt van geheel vakkundig aan snot doorgekookte – spaghettisliertenmeuk.
Naar binnen werken maar.En morgen zien we weer verder.
Etappe: Debre Birhan - Debre Sina
Km: 64
Obama
'Lieve vrienden. Picture this.’
Onze Nederlandse Overheid kondigt elk jaar een tweedaagse schoonmaakbeurt van het waterleidingsysteem aan. En ze geven het electriciteitsnet ook even een beurtje mee. Twee hele dagen zonder stroom. Twee hele dagen zonder water. Elk jaar weer opnieuw. Daar zouden we van op kijken. Toch?!
Bij het krieken van de dag sloeg ik mijn oogjes open. En realiseerde met dat ik nog steeds in dit verschrikkelijke hotel zit . Het goede nieuws ik de afgelopen nacht goed doorstaan heb. Maar douchen of een toiletgang is er in dit hotel niet bij. En tanden poetsen al helemaal niet. Het is gewoon far too smerig.
Ik pak mijn spullen bij elkaar. En probeer daarna een ontbijtje te regelen. En dat is nog een hele onderneming. Ik struin alle stalletjes af naar iets van brood. Iets van ei. Maar er wordt hier alleen injera gegeten. Injera is een zurige pannekoek waar je stukjes afscheurt, en dat doop je dan weer in een vleesmengseltje, en zo bunker je het naar binnen. Met je rechterhand, en niet met je onreine linkerhand. Ik ga die Injera zeker nog een keer proberen, maar als ontbijt lijkt het me momenteel een iets te ambitieuze gedachte.
Uiteindelijk weet ik wat hagelwitte kleffe broodjes te bemachtigen. Die met kaas o zo lekker zijn, van die zo lekker platgewalste broodjes - die mijn collega Marcel, soms bij zich heeft - alleen die kaas is in geen velden of wegen te bekennen. 'En Marcel al helemaal niet!
Ik fiets een eindje het dorp uit en zit daar buiten het zicht van pottenkijkers mijn ontbijt op te peuzelen. Vandaag probeer ik Debre Birhan te bereiken. Het is een wat grotere plaats waar ik een fijn overnachtingsadresje hoop te vinden. En waar ik tevens mijn voorraden zal kunnen aanvullen. Ook wil ik proberen daar mijn weblog voor de eerste keer te voeden. En daar heb ik een internetcafe voor nodig. Die zou daar te vinden moeten zijn.
Het fietsen gaat prima. De weg glooit nog steeds door goudgeel gekleurde en glanzende graanvelden. Het asfalt is glad. Van riet, stro en leem opgetrokken hutjes onttrekken zich aan mijn oog. De droge lange stelen die na de oogst van de mais overblijven worden getransporteerd door middel van volgeladen ezeltjes. Of vrouwen/meisjes dragen het op hun rug. De temperatuur doet prettig mee. De wiind werkt soms mee en soms niet. Maar deren doet het me niet. Laat maar waaien.
Ik stop van tijd tot tijd om wat te drinken en wat te eten. Als ik ergens stop dan komen er altijd wel een aantal nieuwsgierigen poolshoogte nemen. Dat poolshoogte nemen bestaat er uit dan men mij indringend aanstaart. En dat is op zichzelf nog wel te doen. Alleen dat staren blijven ze doen totdat ik mijn ontbijt naar binnen heb gewerkt en weer verder ga. En dan roepen ze me naar dat ze money willen.
Tijdens deze pauze stopt deze man met voorbij lopen. En blijft mij op een aantal meters afstand aanstaren. Ik vind het wat ongemakkelijk.
Ik zit brood met pindakaas te eten. En de man blijft me maar aankijken. Het moment krijgt er iets ongemakkelijks door. En ik voel me niet op m'n gemak. Het kauwt toch net effe minder als iemand je op korte afstand indringend en langdurig aanstaart. Probeer maar 's in je eigenste gezins- of vriendenkring. Doe maar 's een testje. Is niet helemaal fijn! Wedden?!
Een ingeving glijfdt mijn bovenkamertje binnen. Daar was nog net een beetje ruimte voor.
Ik scheur een stukje brood en smeer er wat pindakaas op. Ik reik het hem aan. Hij kijkt er eerst wat onwennig naar, maar besluit het op te eten. Dat blijkt het teken te zijn om weer verder te gaan. Verbaasd blijf ik achter. ‘Dit is dus de truc. De oplossing.’ YES!!
Maar ja, er onstaat nu toch wel iets van een probleem. Want als ik elke MIJ-aanstaarder van een stukje brood met pindakaas wil voorzien, dan mag ik verdorie al mijn fietstassen wel leegkieperen en die vullen met potten pindakaas. En broodjes. Want zonder broodjes wordt het een nog klefferige hap. Gadverdamme! De firma CALVE zou blij met me zijn. Zou. Want ik heb na een bescheiden moment van bezinning besloten dit, op het oog niet onaardige, idee maar lekker in de CALVE-pindakaaszee weg te laten drijven.
Na 56 kilometerjes fietswerk bereik ik mijn reisdoel voor vandaag: Debre Birham. Een flink uit de kluiten gewassen, lang uitgerekte, stad die een drukte van jewelste voortbrengt. Hier is weer van alles in ruime mate voorhanden. Bankgebouwen, winkeltjes, restaurants, fruit. You name it. Het is er. En dat terwijl slechts een paar fietskilometertjes terug er gebrek is aan zo ongeveer van alles.
Bij het binnenrollen valt mijn oog op deze poster:
Tijdens het maken van de foto raak ik in gesprek met een vrouw en een man. Ze kunnen zich prima verstaanbaar maken. Ze vertellen me dat de eerste zwarte President voor hen - zwarte bevolking - veel betekend heeft. Ik vraag hen naar de ophanden zijnde wisseling van de wacht. Ze vertellen me af te wachten hoe Trump zijn beleid zal vormgeven. Ze willen niet vooringenomen zijn.
En dat is ze zeer te prijzen. Toch ben ik op mijn beurt benieuwd of er ook vier jaar een dergelijke poster van Trump op dezelfde plaats in Ethiopie zal hangen. En of we dan op dezelfde manier over hem zullen spreken als we nu over Obama doen. Maar mischien moet ik het goede voorbeeld van deze twee mensen volgen. En niet vooringenomen zijn.
Ik had onderweg een tip gekregen voor een goed hotel. Het hotel is voor mijn onvindbaar. Een jonge man dringt zich voorzichtigjes – maar ook vastberaden- aan me op. Hij zal me naar het hotel brengen. En loopt met me mee. We vinden het (sjieke) hotel. En sjiek betekend veelal TE duur. En dat is ook in dit geval zo. Dat ga ik niet doen. Als ik elke dag in dit soort hotels zou vertoeven, dan mag ik mijn werkgever wel vragen of hij naast de dertiende maand ook een veertiende tot en met twintigste maand aan mij wil uitkeren. In dat geval wil ik het sjieke hotel nog ‘s in overweging nemen. Echter ik vermoed dat ik mijn werkgever – al mijn pogingen ten spijt - op dit specifieke punt - en op deze korte termijn - niet ga overtuigen.
De man brengt me naar een goedkoper hotel dat ook prima is.
Hij is al die tijd met me meegelopen. ‘Zoveel vriendelijkheid kan natuurlijk nooit gratis zijn.’ En het is dan ook niet tot mijn verrassing dat hij zonder enige terughoudenheid zijn hulpvaardigheids-rekening aan mij presenteert. Inclusief glimlach-TAX. En meeloop-belasting. Ik betaal. Maar - tot zijn grote ongenoegen - de helft van het door hem gevraagde bedrag. Dat 'ongenoegen' komt tot uiting door eh.....minder vriendelijk gedrag (deze vrij nauwkeurig geformuleerde omschrijving doet de werkelijkheid het minst geweld aan, geloof ik....).
Ik moet ‘m - heel vervelend - mijn kamer uitwerken. Waarna ie nog een half uur voor de deur blijft staan. Moet hij weten. Hij kan de Eucalyptusboom in. Die heb je hier lekker veel. Hoeft ie ook niet zo lang te zoeken. Heeft wel een vrij gladde stam. Dus het kan even duren voordat ie helemaal bovenin zit. Fijne bezigheidstherapie. Kan ie ook geen toeristen lastig vallen. En geld afhandig maken.
Ah! Lekker een douche! Daar ben ik na twee dagen stinkiestankie echt aan toe. En daarna mijn weblog voeden. Ik draai de kraan open: grrrrrr.... geen water. En ook geen electriciteit. Gebeurt vaker in Ethiopie. Je hebt hier meerdere powercuts op een dag. Die urenlang kunnen duren. Watergebrek had ik nog niet meegemaakt. Maar nu dus wel. ‘Het komt me nu even echt niet uit.’ En de Ethiopiers vast nog minder. Toch maar ‘s informeren of, op welke termijn, er zicht op verbetering is.
Ik tref het.
Zit ik in een fijn hotel met goed sanitair, heeft de Ethiopische overheid twee dagen van jaarlijks onderhoud afgekondigd. De Nationale watertanks moeten worden gereinigd. En of dat nog geen onheil genoeg is, is ook de electriciteitscentrale aan onderhoud toe. Ook voor de komende twee dagen.
Ik denk dat ik het naburige winkeltje maar 's wat flessen water afhandig ga maken.
Etappe: Sheno - Debre Birhan
Km: 56
Bouwvoor
Ik hebmijn hoofd, lijf en leden op vreemde en gekke plaatsen te rusten gelegd.
In Nepal sliep ik eens in een geitenhok. In Roemenie heb ik mijn tent eens in de voor van een pas geploegd weiland geplant. En ..... heerlijk geslapen. Tja, ik kon immers - qua rolbeweging - geen kant op. InIndia heb ik temidden van duizenden gelovige bedevaart-Shiks geslapen. Hondsberoerd als ik was, werd ik liefdevol verzorgd door een Shik-arts. Dat waren bijzondere plekken. Maar zo zout als vandaag heb ik het op mijn reizen nog nooit gegeten.
Het ontbijt laat ik deze ochtend voor de helft onaangeroerd staan. Dat is niet omdat het niet lekker zou zijn of zo. Maar de eetlust wil niet opkomen. En dat terwijl ik gisteren de avondmaaltijd heb laten schieten. Dat is allemaal het gevolg van een maag- en darmstelsel dat nog niet helemaal in de juiste richtingwil meewerken.
En dat ontbreken van de eetlust verontrust me wat. Ik werk wat ORS naar binnen om het zoutgehalte op peil te houden. Endrink een kopje gemberthee. Smerig spulletje. Echter, het verzacht en werkt heilzaam op het darmstelsel. In Nepal geleerd. En sindsdien maakt het spulletje deel uit van mijn vaste reisinboedel.Het spul werkt als een speer. Hopelijk vandaag ook.
Om 9.00 uur bestijg ik mijn karretje. Onnder een felle zon ga ik verder. Noordwaarts.
Het wegdek is van prima kwaliteit en het glooit dat het een lieve lust is. Ik fiets momenteel op een hoogte van 2600 meter en ik zal vandaag nog verder doorstijgen naar 2900 meter. En dat is te voelen ook. Aan de benen. Ik moet een uur of twee onafgebroken klimwerk verrichten. Tijdens dat klimmen kom ik door dorpjes waar ik word aangestaard door de plaatselijke bevolking. Soms wordt ik nageroepen: Faranji, dat 'witman' betekend.
En er is de regelmatige roep om money, money. money.
Los van het feit dat ik maar weinig mensen ken die geen money zouden willen hebben, zou het bedelgedrag van de Ethiopier ten grondslag liggen aan de hongersnood uit de jaren tachtig. Die enorme hongersnood die Ethiopie toen teisterde maakte dat er een wereldwijde hulpactie op touw werd gezet om de bevolking te redden. Een geweldige hoeveelheid geld is toen naar Ethiopie gestuurd om de ergste noden de ledigen. Enom een bijdrage aan de wederopbouw te leveren.
Het beeld dat hierdoor onstaan zou zijn in Ethiopie is dat de witman geld heeft en dit ook te pas en te onpas aan hen geeft. Dat zou ten grondslag liggen aan het hedendaagse bedelen, dat van generatie op generatie doorgegeven wordt. Maar ook het gegeven dat Ethiopie hoog scoort op de lijst van allerarmste landen verschaft ze wat mij betreft een goed te begrijpen alibi.
Na het nodige klimwerk te hebben verrichtstop ik voor een serieuze pauze. Onder de rook van een enorme grote nieuw te bouwen staalfabriek- die nogal detoneert in het landschap maar ongetwijfeld weer veel banen zal opleveren - ga ik in het weilandje tegenover - mijn broodje met chocopasta eten. Ik voel dat ik de vooraf geplande 70 kilometer dagafstand niet ga halen vandaag. Mijn benen moeten nog wennen, en het was al met al toch al flink stijgen.......
Na een half uurtje ga ik verder.
De temperatuur is gestegen tot 28/29 klein nulletje C. Ik omring me met de geur van de zeer noodzakelijke zonnebrandcreme. Dit om te voorkomen dat ze me zeer binnenkort in hetbrandwondencentrum van Beverwijk zullen verwelkomen.
Ik zie kort na elkaar een vrachtauto op z'n kant liggen en een personenauto met de airbags eruit op plekken staan waar ze normaal gesproken niet horen. In de berm enafgrond. Oppassen geblazen dus.
Tot nu toe houd het verkeer zich netjes aan de regels om een Hollandsche fietser niet van z'n sokken te rijden. En dat is fijn. En het gegeven dat de weg flink breed is helpt daar ook aan mee. Maar ik moet m'n ogen op mijn achteruitkijkspiegeltje gericht houden. En scherp blijven.
De weg is nu relatief vlak en dat komt me goed uit. Ik begin iets van vermoeidheid te voelen en ben toe aan iets dat op rust gaat lijken. Gelukkig is het dorpje Sheno niet ver meer. En met dat ik het denk. Doemt het in de verte op.
Ik fotografeer bij het binnenrijden van het dorp een vrouw die het kaf van het koren aan het scheiden is. Talloze goudgele graanvelden hebben zich vandaag aan mijn oog onttrokken. Ik bevind me in een vruchtbare streek.Er wordt met man/vrouw en macht gewerkt om de oogst binnen te halen.
Sheno blijkt gelukkig nog een flink plaatsje te zijn. En dat is fijn. Hier moet het mogelijk zijn om mijn voorraden aan te vullen. Enom een plekje voor de nacht te vinden. Omdat de mannen van de Michelingids hier kennelijk nog niet zijn geweest om hunnie sterren uit te delen - omdat ze daar waarschijnlijk te lui voor waren (want luie donders dat zijn 't) laten ze het zware hotel-kieswerk maar aan mij over.
Ik kies op goed geluk. Het enige hotel dat het dorpje rijk is. Waarbij ik graag aanteken dat aan dit onderkomen met z'n sanitaire voorzieningen een ster uitdelen hier een beetje over the top zou zijn. Een beetje te ambitieus. Een beetje zonde van de ster. Ook. Een beetje onterecht.! Een beetje heeuuul erugh onterecht!!
Ik werp een snelle blik en de vermoeidheid doet me besluiten om alles wat ik zie maar te negeren en voor lief te nemen. Eerlijk gezegd heb ik tegelijkertijd besloten dat ik met dit hotel de absolute ondergrens bereikt heb. Ik kan een hoop smerigheid verdragen. Echter, met het hier doorbrengen van de nacht zak ik, qua hygienische omstandigheden, door drie Beter Bed Latten Bodems tegelijk. Daar zou zelfs die clown van Beter Bed zijn rolfluit van inslikken. Net goed. Kut Clown.
Ik betaal 80 BIRR, omgerekend 3 euro, en sleep mijn spullen met lichte tegenzin en vermoeide benen naar boven. Als klap op de vuurpijl blijkt, bij het installeren van al mijn spullen, dat ik terecht ben gekomen in een eh............hoe zeg ik dit netjes: een onderkomen voor dames van lichte zeden die onder het schijnsel van de maan bepaalde ritmische amoureuze activiteiten ontplooien.
Lieve lezer. Mijn excuses voor deze enigszins plastische beschrijving. Echter. Het komt gewoon uit mijn pen. Het zit in mijn hoofd.Ik ben ook enigszins 'verknipt'. Ik kan daar niks aan doen. Voor klachten moet u zelf maar even een loket zoeken.
Naief als ik soms kan zijn zag ik bij mijn inspectie van de kamerwel stripjes op een tafeltjes liggen, maar ik dacht dat dat zeepjes waren.
Verdomme!! Hetblijken condooms te zijn. En ook nog met een smaakje ook. Aardbeien (ik denk ik zeg 't even, u gaat er toch naar vragen). Tuurlijk!! Dat heb ik weer. En natuurlijk had ik er van gehoord. Enwas ik voorbereid op het feit dat hoteltjes regelmatig gebruikt worden door prostituees. Hotels zijn een veel toegepaste dekmantel voor deze door de overheid verboden activiteit(en).
Maar goed. Ik zit er mooi mee. Ik had toch liever geiten gehad. Of een Sikh. Of voor mijn part een bouwvoor in mijn kamer. Op een dergelijke nachtelijke activiteit met alle dranklustige rumoerige gevolgen van dien zit deze vermoeide fietsers echt niet te wachten. Dit kon voorwaar nog wel 's een onrustig nachtje gaan wordenals de meisjes en hun klanten tot leven komen. Ende overige kamers gaan bemensen.
Verdikkie!
U zegt?
‘Oordoppen in, net doen of het er niet is en morgen eventjes ietsje pietsje beter op letten Gerritje.’ Dank u lieve lezer, bedankt voor deze enigszins - dat moet je toch van mijn hart - verlate tip, volgende keer graag vooraf even doen.
Maar eh..... ik zal er in de zeer nabije toekomst trachten mijn voordeel mee te doen.
Etappe: Sendafa - Sheno
Km: 45
Onvast
Onvast
Ik leg mijn eerste Ethiopische fietsmetertjes wat onwennig en onzeker af. En leg daarbij behoorlijk wat behoedzaamheid aan de dag. Daar is op zichzelf niet geks aan. Zo gaat het altijd als ik in nieuwe voor mij onbekende oorden kom. Alles heeft nog even wentijd nodig.
Om te beginnen mijn fiets.
Die ik tot mijn grote vreugde bijna onbeschadigd uit de tijdelijke vliegtuig-verpakking heb gehaald. Alleen mijn fietsbel met kompas heeft de reis niet overleefd. Dat is een overkomelijk gemis. Om mijn fiets in een fietsdoos te kunnen proppen moet het zadel gedemonteerd. Het stuur. En verder moeten de trappers er af. Met name het terugplaatsen van stuur en zadel - wat toch net weer anders is dan thuis - maken dat de fiets de eerste kilometers wat gek en vreemdig aanvoelt.
En verder mijn lijf.
Dat moet ook altijd even wennen. Ook bij kleine verplaatsingen is dat al het geval. Dus bij dit soort grote reizen moet ik altijd even pas op de plaats maken na aankomst. Eergisteren was ik nog wat wrakkig. Gisteren werd dat iets beter. En vandaag heb ik een overstuurde maag. En ben ik wat ziekig. Het lijkt wel een repeterende leg puzzle. Zo’n puzzle waar altijd eerst de randjes gelegd moeten worden. Voordat er begonnen kan worden met het leggen van de binnenzijde.
Zo gaat het altijd. Niks om zorgen om te maken. Het hoort gewoon bij me.
Vanochtend heb ik mijn rijdende pakezeltje voor het eerst opgeladen en leg, na mijn proefritje van gisteren, de eerste fietsmeters af. De stad uit. Behoedzaam manoeuvreer ik. Het is druk, hectisch, lawaaig. En alles waar mijn oog opvalt en wat mijn oren horen schreeuwt om aandacht. Ik besluit me voluit te concentreren op mezelf, het fietsen en het mij omringende verkeer. Ik laat alle nieuwigheid even voor wat het is. Daarmee probeer ik iets van veiligheid te waarborgen. Ik trap een licht verzet. Haast heb ik niet. Ik wil alleen de goede kant op fietsen. Noordwaarts.
De komende zeven weken ga ik het Noorden van Ethiopie verkennen. Addis Ababa ligt redelijk centraal in Ethiopie en vandaar zal ik richting de grens van Eritrea fietsen. Vlak voor het bereiken van de grens zal ik het stuur omgooien, en Oostwaarts gaan. Dat moet ook wel want Ethiopie en Eritrea leven met elkaar in onmin. En de grens oversteken behoort al tijden niet tot de mogelijkheden. Nog sterker. Er is een 25 kilometerzone ingesteld waar vandaan beide legers elkaars bewegingen nauwgezet volgen. Die hebben het dus fijn gezellig met elkaar.
Na een weekje grensfietsen zal ik weer afzakken naar Addis Ababa. In deze zeven weken zal ik zgn. Northern Circuit fietsen, Op deze route zullen tal van bezienswaardigheden te bekijken zijn, waaronder ook enkele Unesco Wereld Erfgoed dingetjes. Ik heb getracht de route zo samen te stellen dat er elke week tenminste iets interressants te bekijken zal zijn.
Ik stop van tijd tot tijd even om wat water te drinken. Door de diarree verlies ik veel vocht. En dat probeer ik zo goed mogelijk bij te drinken. En de eerste zakjes ORS kunnen mijn lichaam nu ook aan de binnenzijde bewonderen.
Na een enkele uren fietsen kom ik in rustiger vaarwater. De verkeersdrukte neemt af. En ik kom in een meer agrarisch gebied waar akkers afgewisseld worden met Ecalyptus-bossages. De mensen zijn
zonder uitzondering erg aardig. Er wordt veel geroepen, gelachen, er worden duimen opgestoken en een enkele keer kijg ik zelfs voorrang in
het verkeer. Het gaat lichtjes op en af.
Tegen 14.00 uur bereik ik het kleine dorpje Sendafa. Het blijkt de gelukkige en trotse bezitter te zijn van maar liefst 1 hotel. En dat is precies genoeg voor mij. Wat zou ik immers met twee hotels moeten. Of drie. Of vier. Of een hele keten hotels. Dat moet ik verdorie nog een vergelijkend warenonderzoek gaan doen ook. Prijs-kwaliteit-verhouding gaan bepalen. Da’s niks. Klotewerk. Heb ik helemaal geen zin in. 1 hotel is meer dan genoeg.
Ik neem er mijn intrek.
Vandaag heb ik slechts 40 kilometer afgelegd. En dat is prima. Het heeft geen zin om te forceren. Sowieso niet. Maar zeker niet op een eerste fietsdag. Daar zou ik de rest van mijn reis voorwaar geen plezier aan beleven.
Ik ga ‘s onderzoeken of mijn onvaste maag en darmen hun normale functie weer willen gaan vervullen.
En kruip misschien maar ‘s wat vroegjes onder de Ethiopische wol.
Etappe: Addis Ababa-Sendafa
Km: 40
Olifantzwaaislingerslurf
Het is 4 uur des nachts.
Normaal gesproken zou ik, net als u, op 1 oor moeten liggen. Maar ik heb een goede reden om dat niet te doen. Ik ben in Ethiopie. En rijd momenteel door een enigszins spookachtig aandoend Addis Ababa. En dan kan je maar beter niet op 1 oor liggen. En een beetje voor je uit liggen snurken. In dat geval kon hetvoorwaar nog wel 's slecht met me aflopen.
De brede wegen zijn leeg. Er dwarrelt wat huisvuil diagonaal over de straat. Een hond bekijkt het dwarrelgoedje. Ensnuffelt, snuift en onderzoekt of er nog wat van zijn gading bij is. Van de gebouwen schreeuwt de neonverlichting of het niets kost. Een enkeling sukkelt wat rond. Verder is hetdonker enstil op straat.
Lieve lezer. Eigenlijk is zojuist gebeurt wat reizen, voor mij, zo boeiend en mooi maakt. Alles wat ik van te voren had bedacht pakt toch net ff anders uit. En eigenlijk is dat heel goed nieuws. Beter kan je het niet hebben.
Want niets is zo vervelend wanneer je vooraf een fijn hotelletje boekt, en na een best wel lange en inspannende reis aan de balie komt. En dat er dan op je komst is gerekend. 'Wat fijn dat u er bent meneer Pleijter, we hebben op u gerekend, kijk, u bedje staat al klaar'. Kruip er maar lekker in. Trekde dekenktjes maar fijn tot over u oren. En have a good snurk!'
Stel je nu toch 's voor. Da's niks an.
Of dat je netjes een mannetje regelt die je fiets en bagage, volgens afspraak, om 4 uur 's nachts komt ophalen van het vliegveld. En dat die dan ook ECHT komt opdagen. 'Jah, da's mooi makkelijk. Zo zou ik het kunnen'. En jullie ook. Maar natuurlijk is dat vooraf door mij geregelde mannetje er niet. En het hotel ook niet. Onbereikbaar. Gesloten. En dat terwijl ik toch fijn voor twee nachtjes had gereserveerd en daarvan toch een geweldig fijn schriftelijke bevestiging op zak heb en.....
En ja, daar staat lieve zoetje Gerritje dan. Om 4 uur 's nachts. In een stik verlaten aankomsthal. InAddis Ababa. In Ethiopie.Ik hoor mijn moeder al zeggen: 'jonge, wa muj doar dan toch in da vreemde en verre loand? Blief toch tuus'.
Maar goed. Aan een dergelijk moederlijk advies heb ik weinig. Ik ben er nu eenmaal. En eerlijk gezegdis dit best een fijne en geschikte omgeving om 'seffelekker de slingers op te hangen. Beetje puntig een taart aan te snijden. De balonnenwangen volblazen. Muziekje erbij. Kortom, het zou een mooie gelegenheid zijn om s ff een feestje te vieren. Ruimte zat hier!
Maar heel eerlijk gezegd ben ik ook best wel blij dat het 4 uur s' nachts is. Want ik heb uit betrouwbare bron gehoord. Er wordt gefluisterd. Boze tongen beweren. Dat Nick en Simon (in Ethiopie beter bekend als duo'Nicker Simon') het verdommen om om vier uur s' nachts op treden. 'Verwende kwasten zijn 't!'. 'Nu ze populair zijn gaan ze eisen stellen'. Dus het risico dat die hier onverwacht ten tonele verschijnen lijkt me tot een minimum gereduceerd. Dat nachtmerriescenario hebben we hiermee mooi vermeden. En dat verzacht de hotel en bagagepijn al mooi een beetje. Daarbij, laat die hele Nick en Simon oprotten ook (doodvallen mag ook, kies zelf maar, ik vind beide acceptabel.... meer dan.....).
Maar eigenljk wil ikhelemaal geen feest. Ik ben veel te moe. Ik wil een dak boven m'n hoofd. Met iets van een bed.
Mijn hele hebben en houden rolik de aankomsthal uit. De wijde Ethiopische wereld in.
Buiten is het niet warm. En niet koud. Eerder zwoel. Er staan wat Oleanders te bloeien. Wat palmen zachtjes te wuiven. En ik geniet nu al weer van al die vreemde geuren en kleuren. Dat genieten begon eigenlijk al in het vliegtuig. Van Amsterdam naar Cairo. Daar zag ik op van die tv-schermpjes, tussen twee vreselijkse films door - vind je het gek dat die vliegtuigen soms naar beneden komen, die hebben die kutfilms al honderden keren gezien, die zijn het op een keer ook zat - onze aardbol en daarop aangegeven de vluchtroute van het vliegtuig Amsterdam-Cairo-Addis Ababa. Ongemerkt toverde ik een glimlach op mijn gezicht. Wat is het toch (weer)fijn om onderweg te zijn naar ergens op deze grote ronde bal waar we met z'n allen wonen. En op weg te zijn naar vreemde oorden waar vast een heleboel gaat gebeuren. 'Wat is dat een ongelofelijklekker gevoel'.
En als de landing in Addis Ababa ietsje pietsje soepeler was verlopen dan had ik dat lekkere gevoel wellicht nog iets langer vast kunnen houden......... Misschien moet op het eerstvolgende functioneringsgesprek met de piloot van dienst toch een cursusje 'hoe-zet-ik-mijn-vliegtuig-fatsoenlijk-en -smooth- aan de grond als agendapuntje opgevoerd worden. En nog twee dingetjes daarover. 1. ik zou het functioneringssprek niet te lang uitstellen. En 2. ik zou van het cursusvoorstel een'moetje' maken.
Afin. In de duistere nacht van Addis Ababa staan in de nabijheid van het vliegveld wat taxichauffeurs te wachten op klandizie. Met een hoop hectiek gepaard gaand vind ik iemand die bereid is, tegen betaling (dit detail wil ik niet onvermeld laten) om mijn fiets en bagage in de diepe duistere nacht naar een cheap hotel te brengen. Ik betaal teveel. Aan taxi. En hotel. Jah, ik ben nog wel even op zoek gegaan naar een fijn onderhandelingsargumentje maar ik kon in de gauwigheid in de diepe duistere nacht van Addis Ababa niet zo snel een doorslaggevend argumentje vinden.
Bij het hotel aangekomen sleep ik de hele zooi vier verdiepingen naar boven. Kleed me half uit. En laat mezelf om 5 uur des ochtends languit neerploffen op iets wat in het schemerdonker op een bed lijkt.
En van daarna weet ik het niet meer zo goed. Waarschiijnlijk kwam er toen een olifant, die de kunst van mij heeft afgekeken, en zich -met zijn logge lichaam -ook vier verdiepingen omhoog heeft geworsteld, met een lange snuit en die ramde er met 1 krachtige zwaaislinger mijn laatste restje energie uit.
Gerrit Pleijter (uw eigenste en trouwereporter voor de komende zeven Ethiopischefietsweken).