De Lustige Reiziger

HOTEL CALIFORNIA

Ik heb het nummer misschien al wel duizend keer voorbij horen komen. En u vast ook.

Het staat vast ook heel hoog in de Top 2000. En ik moet eerlijk zeggen: ik was er niet van op de hoogte. Het nieuws heeft mij nooit bereikt. Heb het nooit gezien. Ik wist het domweg niet. Had er geen notie van. Was er niet bekend mee.

Dat de drummer van the Eagles bij het nummer 'Hotel California' de zang voor z'n rekening neemt. Dat wist ik niet. Ik dacht dat er een enorme stoere zanger achter de microfoon zou staan. En dat die dan dat nummer gloedvol en vol passie aan u en mij een beetje stond over te brengen.

Maar niets van dat alles. Het is de drummer. Bebaard. Ongeïnspireerd en wel. Dat wist ik niet. En dat de overige bandleden een beetje op de voorgrond te staan te gitaren. En te bassen. En wat achtergrondkoortjes voor hunnie rekening nemen. Dat wist ik ook niet.

En wat zij dan weer niet wisten, aan hun ongeïnteresseerde houding en blikken af te meten, dat ze met dit nummer volledig binnen zouden lopen. Binnenlopen zoals het Zeeuwse water tijdens de watersnoodramp van '53. Dat wisten ze vast niet. Dat ze niet lang na deze opname niet meer bij zouden komen van het lachen. Lachen van het aantal kwartjes en dubbeltjes dat ze met deze opname zouden verdienen. Want dan hadden ze voorwaar wel een glimlach op hunnie gezichten getoverd. En dat ze eigenlijk de instrumenten wel in de wilgen konden hangen. En dat ze nooit meer en noot hoefden te spelen. Dat wisten ze vast niet. En met name dat laatste is wat mij betreft eigenlijk wel behoorlijk jammer.

Gisteren ben ik uit de best wel grote stad Oruro vertrokken. Ik had u beloofd alle folkloristische dingetjes met de grond gelijk te maken. Maar ik heb me bedacht. Je kunt niet voortdurend met een gewelddadig geweten rondfietsen. En daarom heb ik mijn hand over mijn folkloristische hart gestreken.

Ik heb koers gezet naar Uyuni. In de buurt van Uyuni ligt Uyuni de Salar. De grootste zoutvlakte ter Wereld. En er is nog wel iets meer over dit zoute meer te zeggen. Maar daarover later meer.

Ik zal ongeveer 350 kilometer moeten afleggen. Om er ook echt te geraken. En daar ben ik gisteren dus mee begonnen. De weg is fantastisch. Rustig qua verkeer. En vrij vlak. De wind doet ook gezellig mee en waait een beetje. En ook nog in de juiste richting. Wat wil deze fietser nog meer?!

En zo rolde ik gistermiddag Poopo binnen. Een voormalig en stoer mijnwerkersstadje. Het hotel is van het niveau: Dr. Ernst Janssen Steur. Illegale hartoperaties. Klinisch dood. We zetten lichaamsdelen af, Maar meestal de verkeerde. U heeft een beeld. Van de sfeer.

Wat de fantoompijn enigszins verzacht is dat pal naast het hotel een internetafé zit. Ik beantwoord er wat mailtjes en kan eindelijk weer wat foto's toevoegen aan mijn verhalen op mijn weblog. Een meisje naast me kan een licht gejuich niet onderdrukken. Ik vraag haar wat de euforie teweeg brengt. Ze heeft zojuist haar examencijfers via de computer ingezien. Ze laat ze me zien. Laat ik het zo kort mogelijk voor u en vooral mezelf samenvatten: ze zijn allemaal van het niveau waar ik vroeger alleen maar in mijn stoutste dromen kon snurken. Ze deelt de goede resultaten meteen met haar vrienden op 'gezichtenboek'. Had ik ook gedaan. Voor zeker. Als Facebook had bestaan. En nog meer als ik zulke cijfers had gehad.

Pal en meteen weer naast dit internetcafé. Ligt een zwembad. En ondanks het feit dat het behoorlijk fris is. Neem ik een duik. Verrast kom ik boven. Het water is knetterheet. Het blijkt dat het water rechtstreeks van een vulkanische berg afstroomt. Het wordt ergens opgevangen en met een buizensysteem rechtstreeks naar het zwembad gevoerd. Het is ZO warm, dat wanneer ik uit het bad stap, ik even van de Wereld raak. Het verschil tussen knetterwarm en best wel fris is te groot. In het Hotel kost het een uurtje voordat ik weer helemaal boven Jan ben.

Vanochtend ben ik uit Poopo vertrokken. Het wegdek gedraagt zich plat en vals. Je denkt dat je op een vlak wegdek fietst. Echter, het gaat toch steeds behoorlijk op en af.

Rechts van me ligt het Lago Poopo een beetje te liggen. Het is niet zomaar een meertje. Het is 90 kilometer lang. En 32 breed. En het hele meer voelt zich het meest prettig op een hoogte van 3700 meter. Ik volg het spoor. Aan de linkerzijde van de weg verrijzen hoge bergen. Tussen de weg en de bergen groeien cactussen. Cactussen zoals u die misschien in een bloempotje hebt staan. Alleen deze zijn menshoog.

Ik probeer er met eentje wat aan te pappen. 'Misschien wil ze wel verkering'. Alleen. Ik heb me dagen niet geschoren. En deze cactus houdt niet zo van prikbaarden. Tja.....dat gaat 'm niet worden. Da's trekken aan een dood paard. Verspilde energie ook. Niet aan beginnen. Kost alleen maar geld (Cactussen zijn nogal veeleisend....dat weten jullie niet, maar ze moeten naar de film, altijd de meest recente....dus de duurste.......uit eten, mooie cadeaus, tis niet gauw goed....bij een Cactus). Kost ook bergen met tijd. En dat heb ik eigenlijk niet. D.w.z. die bergen gaan nog wel lukken, maar de factor tijd. Dat is een dingetje. En daarbij: verwacht eindresultaat: 0 komma 0. Laat die Cactus maar mooi in haar eigen sop gaarkoken. Verder dus maar!!

Ondanks dat de etappe vrij vlak is, is mijn energie rond 15.00 uur voor een belangrijk deel uit de beentjes gevloeid. Ik weet niet precies waar die energie blijft. Maar in m'n benen zitten doet het in elk geval niet meer. Ik blijf steken (om in Cactustermen te spreken) in Challapata. Val het eerste (dus voor ff het beste) restaurant binnen. En vul daar mijn energievoorraden weer een ietsje aan.

Daarna fiets ik het centrum in en vind (na behoorlijk wat zoekwerk) mijn eigenste 'Hotel California'. Een kamer. Op de 1e verdieping. Met uitzicht op een bloeiende Cactus (dus dat wordt geil dromen).

De kamer is voorzien van 3 doorzakbedden. Type: hangmat. Geen douche. No toilet. Stromend water? Dacheteffenie. En verder ook niets. De prijs is er naar. De vermoeidheid ook. Ik ga akkoord. En sluit een contract voor een (1) nachtje.

Daarna slof ik vermoeid en wel het roestige centrum in. En vindt tot mijn stomme verbazing een soort van theehuisje. Waar ze anijsthee en lekkere gebakjes serveren.

De TV loeit. Hard! Hotel California.

Adios

VISWATER

In eigenlijk alle dorpjes en steden die ik aandoe voel ik me meteen thuis.

Iets met een vis. Iets met water. Vrijwel meteen, nadat ik me geïnstalleerd heb in iets wat voor een ‘onderkomen’ door moet gaan, ga ik al op pad. En verken dan de omgeving. En dat voelt eigenlijk mestaal meteenwel goed. En soort van thuiskomen. ‘Where ever I lay my Head’....ja, wie zong dat? Yes. Paul Young maar wel gecoverd by the way. Ok, en dan nu de kijkersvraag: van wie was het origineel?

Goed, ik gun u enige bedenktijd.


En toen ik zo halverwege deze middag de best wel grote stad Oruro binnenrolde. Voelde dat ook zo. Ik stond even op mijn kaart te turen. Toen er vrijwel meteen drie zeer zelfbewuste studentes op me af kwamen (waar waren die meisjes toen ik zestien was?). Die zonder enige aarzeling vroegen of ze met me op de foto mochten. Waarbij ik natuurlijk als tegenprestatie vroeg ik een van de drie dan een foto van mij met hen wilden maken. En zo geschiedde. We kletsten nog wat na. Over hun studie. En mijn reis. En toen splitsen onze wegen weer.

Wat een fijne eerste kennismaking met Oruro.

Echter, de prille, net ontluikende en ophet eerste gezicht nogal heftigeliefde was van korte duur. In Oruro is niet geweldig veel te beleven. En de stad is nogal grijs. En grauw. Een beetje het Luik van België. De voorsteden van Parijs. het Paterswolde van Groningen. Het Nieuwegein van Utrecht. Het Biddinghuizen van.......Laat maar. Anders verlies ik teveel volgers.

Nou ja. Grijs. Regenachtig. En grauw dus. En daarom trok ik na een verblijf van anderhalve dag Oruro al weer verder. Op naar nieuwe avonturen.

Daarom volsta ik dit keer met de 5 leukste, aardigste, meest kenmerkende Oruro-foto's:

Adios!
(oplossing van the where ever I lay my Head-vraag: Marvin Gaye)

GELUKPECH

Soms heb je geluk. Soms het je pech.

Ja ja. Ik weet 't. Er zijn natuurlijk nog wel meer smaken. Maar ik wil het in dit voorbeeld graag beperkt houden tot deze twee mogelijkheden. Niet dat u het dan niet meer zou snappen. Maar ik houd het graag overzichtelijk voor mezelf. Ik raak nu eenmal niet graag verstrikt in mijn eigen voorbeelden. U zou het natuurlijk allemaal wel fijn vinden. Een verstrikte Gerrit. Ja ja, lieve volger. Dat begrijp ik. Echter dat plezier ga ik nu ff niet gunnen. Ander xtje misschien.

Een van de dingen die je vooral niet moet denken als je een ander land binnenfietst is dat alles hetzelfde is als in het land er voor. Neem nu bijvoorbeeld Peru waar ik toch wat fietsweekjes doorheen ben getrokken. En neem Bolivia. Wat ik momenteel aan het doortrekken ben.

Twee landjes in Zuid Amerika. Netjes tegen elkaar aangeplakt. Niets aan het handje zou je zeggen. Haal de grens en zijn wachters weg. Plak het hele zaakie aan elkaar. En je hebt PeBo. Iedereen blij. De hele meute tevreden. Voor het donker naar huis. Klaar is de Peruviaanse en Boliviaanse Kees(hond).

Echter. Zo werkt het niet. Dat wist u ook al. Ja, u wel. Maar ik vergeet dat soort dingen soms. Bijvoorbeeld als ik de grens naar Duitsland oversteek. En dan nog net ff een lekkere zak katjesdrop wil scoren. Forget it. Of als ik hinkstapsprong doe vanuit Belgie de grens over naar Nederland. En ik wil in een Hollandsche cafetaria net zulke lekkere friet met mayo als in Belgie wegsmikkelen. Mooi niet.

En het overkomt me momenteel weer.

In Peru waren de dorpjes op redelijke fietsafstand te bereiken. Na een uurtje of twee was er altijd wel iets van een dorpje. En in zo'n dorpje was ook altijd wel iets eetbaars verkrijgbaar. Er stond altijd wel een vrouwtje iets te bakken. Vaak iets volledig ondefinieerbaars. Maar meestal prima binnen te houwe. Vers fruit was ook in voldoende mate verkrijgbaar. En des s' avonds als deze vermoeide fietser een plekje zocht om te slapen. Dan hoefde hij niet lang te zoeken. Heerlijk fietsland!

In Bolivia liggen de zaakjes toch net ff anders.

Het land staat er in veel opzichten veel minder goed voor dan Peru. Het is armer. Desolater. Droger. Minder welvarend. De mensen leven hier buitengewoon simpel met weinig voorzieningen. De afzonderlijke dorpjes liggen een stuk verder uit elkaar. Voor gemotoriseerd verkeer een peuleschilletje. Die afstanden. Maar voor een fietster is het toch net ff andere koek.

En da's nog niet alles. Lang niet elk dorpje heeft iets van voorzieningen. Dat willen zeggen: in elk dorpje is wel geklooi met olie en brandstof. En met metaal. En opvallend veel gedoe banden. Maar een winkeltje? Om je voorraden aan te vullen. Of een eetlokaaltje? Om je energielevel weer wat op peil te brengen. Ho maar! En een en ander zou allemaal nog niet zo'n probleem hoeven zijn. Als er op mijn navigatiekaart maar bij zou staan dat het dorpje in kwestie zich heeft toegelegd op olie en brandstoffen. En dat het zich heeft gespecialiceerd in metaal en bandenmeuk. En dat de doelgroep 'Hollandsche fietster' voor even van het prioriteitenlijstje is geschrapt. Als dat het geval was. Dan kwam in niet in de problemen. Daar kon ik daar rekenschap mee houden. Dan kon ik mijn maatregelen treffen. Dan kon ik mijn dagplan daar op afstemmen. Dan kon ik elke ochtend een kloppende projectbegroting mak......... Afin, afgaande op uw buitengewone inteligentie heeft u the picture zo langzamerhand wel te pakken denk ik zo.

Bolivia is dus anders fietsen dan Peru. Een stuk anders.

Wat het ook anders maakt is dat het aantal overnachtingsplaatsen beperkt is. Ik kom er achter dat er in sommige dorpjes helemaal niets, nada, niente, knots te doen is op het gebied van 'let's have a good snurk!' En ook hier moet ik elke dag maar weer zien of op het punt waar ik de totale uitputting heb bereikt, er ergens een slaapplekkie voor mij is.

Vandaag heb ik geluk. Aan het einde van de middag rol ik Caracollo binnen. Daar is een soort truckstopplek (ook lange afstandsbussen stoppen er). Men stopt er voor een sanitair ogenblik. Maar de passagiers kunnen er ook bijtanken. In het restaurant. De meesten nemen een Sopa vooraf. En daarna een Segundo. Vandaag staat 'Milanesa' op het menu. Pasta met een flinke homp vlees (beef), wat salade en Aroz (rijst).

Ik doe mee. Flink ook. Want ik ben flink uitgehongerd en uitgedorst. Vanochtend nog had ik de hoop dat ik gedurende de 70 km die ik zou afleggen, wel ergens bij kon tanken. Dat viel tegen. Ik zou het bijna echt afleggen. De dorpjes die ik doorkruistte hadden ff niet op mijn gerekend. Als ik met een auto was geweest, had ik geen probleem gehad. Olie verversen. Nieuwe banden. Spatbord uitdeuken. Overal had ik terecht gekund. Maar een lekkere soep. Wat rijst. Een banaan. Of een Mango. Dat was net ff teveel gevraagd. Misschien wel een leuke bijverdienste, wat rijst, een sopa, wat vers fruit verkopen voor de olieuitdeukendebrandstofmetaalindustrieachtigebedrijfjes..........is een tip, doe er uw voordeel mee!

Ik ben al drie dagen bezig om de stad Oruro te bereiken. Afstand: 250 kilometertjes. De weg die ik moet gaan is onaangenaam. Druk. En ik weet niet precies of ik nu geluk of pech heb met deze weg. Want. Aan de hele weg wordt flink getimmerd. Niet echt natuurlijk. Want als men echt aan de weg zou timmeren. Dan zou het resultaat het omgekeerde zijn van wat men hier probeert na te streven. Namelijk een betere weg realiseren.

Nee. Naast het bestaande wegdek wordt een nieuwe weg aangelegd. Ik denk dat het doel is om een tweebaansweg te creeeren. Sommige delen zijn al voorzien van een mooie asfaltlaag en in principe rijklaar. Maar al deze delen zijn nog niet opengesteld voor verkeer. En daar fiets ik dan lekker op. Vrij van achteropkomende moordzuchtige en kill and destroy bereid zijnde trucks- en buschauffeurs.

Dat is dus mijn gelukkige kant van de medaille.

De pechkant is dat ik ook regelmatig te maken krijg met grote delen opgebroken weg. Met puin. Grof puin. En daarover moet ik me dan een weg zien te banen.

En. Nog iets van een pechkant. De wind. Die is wederom de grote breker van het fietsspel. Vlagerig blaast ie me van opzij bekant omver. Het is geen pretje.

Dus ik zit me de hele dag af te vragen (mocht u denken wat zit ie zich toch de hele weg af te vragen.....): heb ik nu geluk met deze weg. Of pech?

Hoe dan ook. Het eerder genoemde restaurant voorziet ook in slaapplekken. Ik overzie de kosten. De reinheid van de kamer. Pak mijn vermoeidheid. Neem daar de wortel (erugh gezond by the way....) van. Deel het door het priemgetal. Doe het maal 16 (datum van vandaag, dat u niet denkt dat ik willekeurig dingetjes zit ........), en verminder het getal met 48 (nog net mijn leeftijd) en .........heb geen idee wat ik met de uitkomst moet.

De uitbaatster van dit onderkomen ziet mijn gereken met stijgende verbazing aan. Ik betaal haal snel de 60 Bolivianos en duik onder. De Douche.

Morgen volgt de rit naar de Folkoristiche hoofdstad van Bolivia: Oruro. En u weet: ik ben gek op Folkoristische meuk. Rietmandenvlechten, klompendansen, punniken, breiclubjes. Niets is mij te gek. ECHT WAAR!!!!!!!!!!!!!

Ik heb mijn GUN al in de aanslag. Ik ga ze uitroeien!!! Stuk voor stuk. 1 voor 1. Allemaal!!!!!

(Mocht u niets meer van mij horen: u kunt kaartjes sturen naar de San Pedro gevangenis te La Paz, u heeft mijn naam TOCH?).

Adios

TOK

Het is een uurtje of zeven. Des s' ochtends.

Ik neem vijf slokken sinaasappelsap. Heerlijk spul. Daar zal ik het voorlopig mee moeten doen. Daar zal ik mijn kilometertjes mee rond moeten trappen. Er zijn namelijk geen eetvoorzieningen in dit dorpje. Ik zal mijn ontbijtje moeten uitstellen.

Ik breek mijn tentje op. Pak het hele zaakie in. En begin te fietsen. Ik moet al snel de strijd staken. Voor even. De handschoenen moeten aan. Het is maar 6 klein nulletje C, Mij is al verteld dat hoe zuidelijker ik zal gaan hoe lager de temperaturen zullen zijn. En die voorspelling begint zich langzaam te bewijzen.

De weg stijgt wat. Daalt wat. En mijn grote vriend 'de wind' is ook weer van de partij. Gelukkig maar. Zonder deze 'vriend' zou het maar een saaie bedoeling zijn. Maar hij is nogal nadrukkelijk aanwezig. Hij waait. Hij woeit. Hij stuift. Hij wuift. Maar nooit vanuit de richting die ik graag zou willen.

Gaandeweg wordt het weer lekker warm. En kunnen de handschoenen en de laagjes kleren weer onder mijn fantastische netje dat ik over mijn achterassen heb gespannen. Dat netje is een uitkomst. Ik hoef dan niet steeds mijn fietstassen te openen. Maar prop de zooi gewoon onder mijn elastische netje.

En ik smeer meteen maar weer met zonnebrandcrème. Want zonder die meuk verbrand ik alive. Halverwege de dag is de temperatuur al weer opgelopen tot een graadje of 28 (s' Avonds daalt de temperatuur tot dichtbij het vriespunt, althans dat verteld men mij, ik ga het natuurlijk niet zelf checken, ik heb wel betere dingen te doen......tuurlijk....je dacht toch niet dat.......).

Na 15 kilometer openbaart zich een oase aan de horizon. Ik kan het bijna niet geloven. Ben oprecht verrast. En eerlijk gezegd ook wel een beetje blij.

Uit het niets staan er opeens drie hotels/restaurants langs de weg. Ik stop. Loop naar binnen en stal mijn fiets ook binnen op een plekje waar ik 'm in het oogkanhouden. Niet veellater zit ik achter een bak anijsthee. En twee broodjes gebakken Huevo (ei). Tjonge, daar had ik in de verste verte niet op gerekend. Wat komt me dit goed uit. Naast het restaurant zit een winkel waar ze alles verkopen. Ik sla ruim in. Mijn ervaring in Bolivia is dat als je eenmaal zo'n plek hebt, dat dan de eerste 100/150 kilometer er weer ff niets is waar je alles is.

Ik fiets verder. Maar nu met een volle maag. En dat fietst toch net ff fijner.

Er wordt hard aan de weg gewerkt. En regelmatig veranderd het asfalt in een puinbaan. En omdat er ook nog wel 's wat water uit de hemel valt, veranderd zo'n puinbaan in een kleiige glijbaan. Leuk voor the kids. zo 'n attractie. Maar voor mijn betekend het dat ik me behoedzaam moet voortbewegen teneinde niet in een kleimannetje te veranderen.

Rond 15.00 uur geraak in het dorpje Sica Sica.

Ik overweeg om door te fietsen. Maar navraag of er in het volgende dorpje ook iets van onderdak is leert me ........ tja, leert me eigenlijk niets. De meningen zijn namelijk nogal verdeeld. Het ene kamp zegt dat er wel een Alogimento is. Maar weer anderen bezweren me dat er niets te vinden zal zijn (de laatste groep blijkt bij nader inzien gelijk te hebben....). In Sica Sica is zeker wat te vinden. Daarom blijf ik plakken.

In het Alogimento San Pedro (hopelijk geen depedance van de gevangenis) wordt mij een kamer aangeboden voor 25 Bolivianoos (2,5 euro). Een zeer eenvoudige kamer. Met doorzakbed. Ik denk speciaal gemaakt voor mij. De douche zou warm zijn. Maar dat wordt altijd beloofd. En dat kan ik me hier bijna niet voorstellen. Maar eerlijk is eerlijk. Als je alleen de 1e minuut in beschouwing neemt. Dan is het zo. Vanaf minuut 2 wordt het lauwwarm. Vanaf minuutjenoemero 3: ijs en ijskoud. De uitbaters zijn overigens allervriendelijkst. En dat verwarmd het ijslichaam enigszins........

Ik heb wat reparatiewerk aan mijn fiets te verrichten. Gedurende een paar dagen is er iets van een schurend aanloopgeluid. En dat is niet helemaal hoe de fietsontwerpende verkoopboer het ooit bedoeld heeft. Dat aanlopen moet 'm ergens in zitten. Het kost me toch al snel anderhalf uur sleutelen voordat ik het euvel verholpen heb.

Het zou een zeer rustig nachtje kunnen worden hier. Ware het niet dat een deel van de mannen die aan de 250 kilometer lange weg van La Paz naar Orouro werken er ook hun onderdak vinden. En dat onderdakvinden schijnt niet helemaal zonder het gebruik van enige alcoholische versnaperingen gepaard te kunnen gaan. Nog steker. Helemaal niet zelfs. En hoe later de avond.......

Ik eet voor de verandering als diner maar weer 's: kip met patat.

Toooook, tok, tok, tok tok tok.............

ERYTHTOXYLUM COCA

Ik kan me maar moeilijk losweken van La Paz.

Ten eerste. Omdat La Paz een vreselijk boeiende stad. Mooi gelegen met oudeoude wijken die in de vallei liggen. En de rest van de stad is om die vallei heen gebouwd. De hoogteverschillen zijn immens. Prachtig mooi!

De stad herbergt vele musea. Oude gebouwen. En ook meneer de President Evo Moralies zetelt in het Presendential Paleis. Je kuntgemakkelijk een dag of vier in La Paz doorbrengen.

En dat heb ik ook gedaan.

Ik heb het Cocamuseum bezocht. Daar was ook een goede reden voor. Want Coca wordt zowel in Peru als Bolivia op elke straathoek aangeboden. Je kunt het niet ontlopen. Het kost geen drol. En iedereen heeft wel een hoeveelheid op zak. Officieel is het spulletje illegaal. Maar eh.... het woord 'gedoogbeleid' moet hier wel uitgevonden zijn. Men gebruikt het in de thee (ik ook soms) echter het wordt veelal gekauwd.

Heden te dage wijt men er een groter uithoudingvermogen aan. Ook zou het helpen bij hoogteziekte. Maar volgens mij is de hallucinerende werking ook een fijn bijverschijnsel.

In 1886 komt er een drankje op de markt. Met als basis Coca. U voelt 'm al van verre aankomen........: Coca Cola. Dit drankje was de voorloper van onze Coca Cola. Voorloper. Want dit drankje bevatte cocaïne. Een van de belangrijkste werkzame stoffen van Coca. In 1912 verdween de cocaïne uit de Cola. Dus no worries!

Ook heb ik de Generale Begraafplaats bezocht. In Bolivia worden overleden personen gedurende tien jaar begraven. Daarna worden de lichamen opgegraven en gecremeerd. De as wordt bijgezet.

Wanneer ik een bezoek breng aan de begraafplaats is het een drukte van belang. Oude. Maar vooral jonge mensen verzorgen het graf van hun geliefde. Verse bloemen worden gebracht. De ruitjes worden gereinigd. Het cement schoongemaakt. En soms wordt er muziek gemaakt. En wordt er gehuild. Erg indrukwekkend allemaal. Hoe hier met nabestaanden wordt omgegaan.

En dan is daar nog de San Pedro gevangenis. Een hele bijzondere gevangenis. Gelegen aan een zijde van hoe kan het anders: het San Pedro plein. Overigens weet ik niet wie er eerder was. De gevangenis of het plein. Dus wie nu naar wie vernoemd is? Raadseltje.

De gevangenis is opgedeeld in compartimenten. Gevangenen met weinig geld verblijven in het laagste compartiment. Daar zijn nauwelijks voorzieningen. Maar je kan ook voor 500 euro per maand in een gedeelte verblijven waar alle voorzieningen zijn. TV. Ligbad. De hele meuk. Voor de meeste mensen is dit echter niet weggelegd.

Om in de gevangenis te verblijven moet betaald worden. Dat geld kan verdiend worden met het verrichten van werkzaamheden in de gevangenis. Ook kan een handeltje worden opgezet waarmee geld kan worden verdiend. Verder is het bijzonder dat de gevangenen vergezeld mogen worden door familie. Sommige familieleden wonen er ook. En die kunnen in en uit lopen. Handel (bv. drugs) kan dus op die wijze naar binnen en naar buiten gesmokkeld worden......

Het is mogelijk om volledig illegaal binnen een kijkje te nemen, maar dat kost veel geld. Bewaarders met een minder rechte rug hebben nl een soort van rondleiding/bezichtingtour georganiseerd. Er wordt wel een behoorlijke tegenprestatie van de toerist verwacht. Een aardig sommetje aan Bolivianoos.

Ik ben ook benaderd. Maar heb er vanaf gezien. Er zijn nl 3 risicio's:
1. je betaalt geld, maar ze komen hun afspraken niet na (je komt dus nooit binnen)
2, je bent binnen, maar wordt aan je lot overgelaten (tussen de gevangenen..... er zitten veelal zware jongens...
3. je bent binnen maar wordt gepakt door een bewaker die niet in het complot zit. gevolg kan zijn dat je wat langer binnen zit dan gepland.....

Ik neem de gok maar niet. Ik heb net de Death Road overleefd. Je moet het geluk niet voortdurend tarten.

Wel wil ik een foto nemen van de hoofdingang (is verboden!!!). Net als is dat sta te doen, gaat de deur open. Zie hier een klein inkijkje in het gevang:

Over de San Pedro gevangenis is een bijzonder boek verschenen. als ik terug in Hollandse sferen ben ga ik dat boek 's lezen.

De tweede reden dat ik me maar moeilijk kan losweken van deze stad heeft een geheel andere reden. Afgelopen vrijdag, weet u nog?, rolde ik met veel bravoure de stad binnen. Elf kilometer stijl naar beneden. Gemiddeld dalingpecentage: 6%. Niets aan het handje. Kind kan de was doen. Het leven van deze fietser was heerlijk. Was. Toen wel.

Want om vandaag in de juiste richting te geraken moet deze jonge...........dezelfde weg .................. weer naar boven. Why Gerrit? Nou, om in de richting van de stad Oruro te geraken. Daar wil ik naar toe. Anders zou het geen bal uitgemaakt hebben. Dan had ik net zo goed een andere richting uit kunnen karren. En dan had ik het nog gedaan ook.

Ik vroeg gisteren aan de hoteleigenaar in welke richting ik vandaag moest gaan. Hij was de eerste die de onheilstijding bracht. En ik weet niet of je het herkend: maar als de uitkomst me niet bevalt, dan vraag ik het dan altijd aan een tweede persoon. Dezelfde vraag stellen en dan hopen dat er een andere uitkomst is. Maar helaas. De duizend drieënzestig andere personen die ik het vroeg kwamen allemaal met dezelfde uitkomst. Via de autopista ALL THE F@$#%&KING WAY UP SENIOR. Mucho Gracias!!!!!!!!!

And that's what I am doing now. Going up!!!! And men oh men. Da's geen fijn begin. Van mien fietsdagje. Net fijn hersteld van mijn eerdere inspanningen. Na vier fiets loze bijkomdagen. En dan dit.

Het begint ook meteen vanuit de entree van mijn hotel. Jeetje. Want een klim. Knoerten. Ploerten. Bezemen. De ventielen willen verlost worden van de druk. Het frame buigt. De ketting kraakt. De banden weten het niet meer. En ik al helemaal niet meer. Ik moet er regelmatig even vanaf. Rust. Pauze. Bijtanken. Na 1 uur en 52 minuten en 23 secondjes later bereik ik de top. En daar heb ik deze foto gemaakt:

Ik trakteer mezelf op een heerlijke Sopa. En kom. Doe de Segundo er ook maar bij. Soep en rijst met een lap vlees die ruim over het bord buigt des 10.00 uur s' ochtends. Met een Colaatje erbij. Toe maar!

De rest van de fietsdag verloop vrij vlak. Maar tot zover het goede nieuws. De wind is spelbreker. En het verkeer nog meer. Heeft u mijn horen klagen over de Peruviaanse verkeerdeelnemer? Lieve mensen: dat had ik beter niet kunnen doen. Dat was niets vergelijk met zijn Bolviaanse soortgenoot. Op deze weg is het gekkenhuis. Ik moet echt met grote regelmaat de berm in. 'En als die er niet is Gerrit?' Dan toch. Bolivianen toeteren ten teken: ik kom er aan. En dat is op zichzelf nog wel als sympathiek te bestempelen. 'Maar dan moet je ook echt aan de kant......'. Anders maken ze gehakt van je.

Het schijnt de komende 250 kilometer zo te blijven. Halleluja!!!!

Na 70 kilometertjes vertellen de benen dat het genoeg geweest is. In het plaatsje Calamarca zijn geen onderdakvoorzieningen. Op het Plaza zou wat zijn maar het is Fiesta (dik feest) en alle kamertjes schijnen verhuurd te zijn.

Het kost me erg veel moeite tot dusver in Bolivia om een slaapplek te veroveren. En vandaag vormt hierop geen uitzondering. Uiteindelijk zet ik mijn tent maar op. Het is een niet al te beste plek, maar ik doe het er mee.

In restaurants heeft het plaatsje ook niet voorzien. Ik koop 6 Mac Donaldsachtige kleffe broodjes. Een blikje sardientjes. En twee liter sinaasappelsap. Ik smeer de sinaasappelsap op de broodjes en neem een paar flinke slokken van de sardientjes.

Daar zal mijn maag het deze avond en nacht mee moeten doen.

Adios

DEATHROAD

Sommige mensen zijn er gek op.

Er zijn zelfs televisieprogramma's die het als thema hebben: de grootste; delangste; de breedste; de kortste; de meest eindeloze; de vrolijkste; de gemeenste; de lelijkste; de mooiste; de diepste; de meest giftige enu weet er vast ook nog wel een paar ........

In Boivia, niet ver van La Paz, ligt the World's most dangerous road. Het is een bergweg van La Paz naar het dorpje Coroico. La Paz ligt dan op ruim 4200 meter hoogte. En Coroico ligt 3600 meter lager. De weg is van oudsher een Incaroute. Maar werd later door locals gebruikt om van of naar La Paz te geraken.

The Death Road dus. En de weg doet (deed) zijn naam eer aan.

In 1983 vond het meest ernstige ongeluk in de Boliviaanse geschiedenis plaats. Een truck geladen met 100 personen maakte een stuurfout. Raakte in het ravijn. Alle personen kwamen hierbij om het leven. Tot 2007 kwamen er jaarlijks ruim tweehonderd mensen op deze weg om het leven. Bussen, trucks, personenauto's maar ook fietsers. Ergens rond het jaar 2000 moet het de Boliviaanse regering te gortig zijn geworden. Al die doden. Men gaf opdracht om een nieuwe, meer veilige bergweg, aan te leggen. In 2007 werd deze geopend. En daarmee is het aantal verkeersdoden op deze gevaarlijke weg tot een minimum gereduceerd.

Een minimum! Want er vallen nog steeds doden. Alleen betreffen dat nu (bijna) geen locals meer. Maar toeristen.

De (oude) weg is namelijk een attractie geworden.

Toeristen die met een mountainbike (en met soms/vaak niet al te veel fietservaring) zich naar beneden laten storten. 64 kilometer lang, 3600 meter omlaag. Je hoeft geen trap te doen. Je hoeft en moet trouwens nog een paar dingetjes niet te doen. Bv. geen stuurfout maken op deze 3,5 meter brede weg. Of en remfoutje. Want je ligt voor je het weet in het 300 tot 600 meter diepe ravijn. En de afdaling dan ff fijn navertellen zit er dan niet meer in. Ja. In het hiernaamaals misschien. Heb je wel wat te vertellen.....

Maar zonder dollen. Het gaat soms echt heel erg verkeerd.

Zoals een Israëlisch meisje dat op 8 april 2004 met alle goede bedoelingen naar beneden suisde. Ze schrok van een tegenligger (de weg wordt nl nog steeds door gebruikt). Remde verkeerd. En ze kwam onfortuinlijk genoeg in het ravijn terecht. Een kruisje ter nagedachtenis van haar staat op de plek waar het zo vreselijk mis ging. Sterker. Elke kilometer is voorzien van een (1) of meerdere kruisjes of gedenktekens voor mensen met wie het minder goed afliep.........

Lieve lezer. Ik ben er even heel stil en goed voor gaan zitten. Alvorens ik besloot om deze Death Road te 'gaan doen'. Ik ben voorwaar mijn leventje nog niet zat. Zeker niet. En daarbij: ik wil heel graag nog 's concert van ons eigenste Fransje Bauer meemaken. Of Jan Smit. Dat is me om het even. Ik zou best nog 's willen tongzoenen met Caroline Tensen. En. Het lijkt me ook helemaal te gek om 's een cursus rietmandenvlechten te doen. Of klompen kleien. Kortom: levensdoelen te over dacht ik zo. En ik neem ze al met al toch wel serieus: al die afschrikwekkende verhalen en foute voorbeelden.

Uiteindelijk knoop ik de hak door. Ik doe 't. Maar alleen op de dag des Heeren. Hopelijk rust er dan iets van een zegen op.

Ik regel ik een busje dat me op zondagochtend naar boven zal brengen. Boven is op ruim 4200 meter.

Ik ben er al om 8.00 uur. Het is koud. Erugh koud! Vochtig. Het mist. Het regent wat. Ik trek alle laagjes die ik beschikbaar heb aan. Handschoenen ook. En naar beneden maar met die meuk. De eerste 11 kilometer gaan over een glad wegdek. Het is de aanloop naar de Death Road. Het daalt hard. Het slingert. Het is berekoud. Halverwege moet ik een entreekaartje kopen. Want de weg ligt in een Nationaal Park. Het is er wonderschoon.

Op kilometerpunt 12 begint het feest dan echt: the Death Road.

Het gladde wegdek is verleden tijd. Vanaf nu alleen nog maar gravel en rotsblokken. Ik laat me langzaam naar beneden zakken. Rem bij. Stuur zorgvuldig. Ik heb al snel in de gaten dat mijn fiets voor dit werk totaal ongeschikt is. Hij stuitert alle kanten op. Maar gelukkig nog niet het ravijn in. Ik moet links aanhouden (is mij verteld). En dat is de ravijn kant. En kunnen nl tegenliggers komen en die houden de bergwandkant aan.

Jeetje. Word ik hier ECHT gelukkig van? Zijn dit niet van die momenten waar je 's nachts wakker van schrikt en dan gelukkig tot het besef komt dat je in je warme bedje ligt?

Ik neem geregeld rustpauzes. Om bij te komen (kramp in de remhanden). Maar ook om rond te kijken. 'Wat is het hier waanzinnig mooi'! Op deze hoogten heerst een heerlijk subtropisch zweetklimaatje. De Bougainvilles bloeien hier. De Cocaplantages staan hier in overvloed te kauwen. Zie ik bananenbomen? Wauw!

Na tweeënhalf uur (netto) dalen ben ik beneden. Ik heb het overleefd. En er is meer goed nieuws. Ik ben nl niet de enige.

Touroperators spelen nl handig in op de uitdagende vraag. Circa honderd toeristen dalen dagelijks the Death Road af. Niet altijd met het gewenste resultaat. Een tiental (op jaarbasis) overleefd de tocht niet. Lekker afdalinkie dus. Er worden gek genoeg door de Boliviaanse regering nog steeds geen eisen gesteld aan de touroperators op het gebied van fietsen, begeleiding, transport etc....

Fijn dat ik levend beneden ben. Maar hoe weer boven te geraken? Ik vraag een touroperator of ik mijn fiets bovenop zijn bus mag zetten. Dat mag. Maar de groep gaat naar een hotel. Douchen. Eten. Zwemmen. En aanvaard dan pas de terugtocht die 3,5 uur (!!!) gaat duren. Ik ga akkoord. Betaal wat. En sluit me aan bij het vrolijke gezelschap.

Rond 19.30 uur komen we completly alive en wel in La Paz aan.

I survived the Death Road.

(ik had stoere filmplannen. ik zou delen van de afdaling filmen. Ik heb een constructie op mijn stuur, en had de camera hierop geïnstalleerd. Maar het vochtige klimaat gooide roet in het eten (lees: vocht in mijn lens). de foto's die je ziet zijn de enige foto's die ik heb kunnen maken.....)

Adios.

LA PAZ

Ik heb een goed nachtje gedraaid.

Ondanks dat mijn buurman er een wat vreemde hobby op na houdt: I am DJ and I play real fucking hard music especially by night (en dan bedoel ik the whole night and iedereen zal het weten), heb ik een goed nachtje gedraaid.

Ik voel me een stuk beter dan gisteren. Opmerkelijk toch hoe het lichaam zich in een enkel nachtje kan herstellen. Ik voel nog wel wat hoor, van de immense inspanning van gisteren. Vooral bij het traplopen. Maar dat zieke uitgeputte gevoel is gone.

En daarom glijd ik tegen achten richting La Paz. Hoofdstad van Bolivia.

Het oude centrum van La Paz is gebouwd in een vallei. Maar omdat het inwoneraantal van de stad steeg werden de huizen en gebouwen tegen de omringende bergen aangebouwd. Resultaat daarvan is nu dag er een enorme stad is ontstaan met als laagste punt 3600 meter. En als hoogste punt 4000 meter.

Het is een niet bijster veilige stad. Je wordt van alle kanten gewaarschuwd. Van zakkenrollers tot complete gewapende berovingen. Nepagenten. Taxichauffeurs die het niet goed met je voorhebben. Het is een beetje oppassen geblazen dus.

Na een uurtje fietsen kom ik aan de rand van de stad. En .... het is een compleet gekkenhuis. Zeldzaam. Wat een chaos. Wat een getoeter. Wat een mensen die alle kanten op willen. Maar geen kant bied soelaas.

Het verkeer staat echt muurvast. Ik weet dat ik richting de vallei moet. Maar where the f%&*#k is die vallei. Ik kan het allemaal maar moeilijk overzien in dit gekkenhuis. Het is wat vragen. Wat verkeerd rijden. Wat vragen. Wat verkeerd rijden. En dan maar niet meer vragen. Maar gewoon op mijn kompas afgaan. Op een goed moment rijd ik op de autopista. Hartstikke verboden voor fietsers. Maar wel lekker in de richting die ik hebben moet. Ik neem de gok. Het ergste dat me kan gebeuren is dat ik staande wordt gehouden. Terug moet. Of beboet wordt. Who cares. Ik glijd op de autopista ruim 12 kilometer in volle vaart naar beneden. De vallei in. En ik knijp pas echt serieus in de remmen als ik binnenrol op de Plaza de San Fransico.

Precies the place to be!

Daar vind ik vrij snel een hotelletje. Met een geweldige receptie. Veel humor. Bereid tot afdingen. En daarna ook nog humor. Geweldig. Voor 11 euro per nacht heb ik een prima kamer en een WARME (waaaaaauuuuuuw) douche.

Gezien de inspanningen van gisteren en de vele bezienswaardigheden in de stad, boek ik een kamer voor 4 nachten.

Doel 1: bijkomen

Doel 2: de stad bekijken.

U hoort nader van mij. Vast en zeker!

Adios

BADDAY

Ik sta op (want dat lijkt met gewoon handig, eerst opstaan en dan andere dingetjes doen, in die volgorde, zo doe ik het meestal trouwens en dat bevalt mij het best, andersom kan wel, maar doe maar niet, is een tip, doe er je voordeel mee) en voel me niet lekker. Neeuuh! Not at all. Zelfs. De maag borrelt, het lijf voelt grieperig, gevoelig. De keel schraapt. De neus snuit alle kleuren.

Nie fijn!!

Helemaal niet fijn. En zeker vandaag niet. Want vandaag staat een ruim 80 kilometer lange rit op het program. Die me uiteindelijk moet brengen naar La Paz. Hoofdstad van Bolivia. Met 800.000 inwoners.

La Paz is ook een van de onveiligste steden van Zuid Amerika. Met name voor toeristen. Maar ik heb grote plannen. Want het is ook een mooie stad. En er is veel te doen en te bekijken. Maar goed. Eerst moet ik er nog maar zien te geraken.

Ik start rond 8.00 uur en de weg klimt wat (3-4%) en daalt ook weer wat (3-4%). Goed beschouwd is het een vrij zinloze missie van die weg. Verspilde energie ook. Als ie nou gewoon vlak blijft is er niets aan de hand. En daarbij. Het maakt het fietsleven van een Hollandsche fietser net ff ietsje easier. En de weg zelf hoeft ook niet zoveel moeite te doen. Met al dat gestijg en gedaal. Als ik weg was zou ik het wel weten. Dan ging ik er mooi vlak bij liggen. Dat adviseren ze bij Beter Bed ook. Zo vlak mogelijk blijven liggen. Maar goed. Moet ie zelf weten: die weg. Daar is ie tenslotte mooi weg voor. Of weg van. Van dat stijgen en dalen.

Afin, na een kilometer of 10 draait de weg. Ik draai mee. En zet koers naar La Paz. Helaas voor mij draait de wind niet mee. En die staat nu hard te blazen. In mijn richting. In mijn verkeerde richting dan. Recht op mijn hersenpan (overigens veel meer pan dan ...... maar dit terzijde). Drommels nog an toe. Ik heb nog 70 kilometer te weg te trappen. En de wind staat zo hard te blazen dat ik nog maar in versnellinkie 3 kan fietsen (soms moet ik naar 2 terug.....).

Ik knoert. Ik ploert, Ik zwoeg, Ik zweet. Dit wordt een ware helletocht. En ik voel me best wel ziek eigenlijk. Ik houd me voor dat elke kilometer er een (1) is. Maar ik merk ook dat het steeds langer duurt voordat ik weer een kilometerkraaltje op mijn telraampje naar rechts kan schuiven. Dit wordt, wat zeg ik, dit is een loodzware dag. Niet fijn!!

Na 30 kilometer afzien. Echt afzien. Val ik Batallas binnen. Ik ben helemaal kapot. Op het centrale plein zitten wat vrouwtjes te kokerellen. Ik eet er een smakelijke bouillon. En kauw een ondefinieerbaar goedje weg van het niveau: goed binen te houwe. Ik koop nog twee bananen, wat flessen water en een mango.

Het voedsel valt goed. En ik krijg zowaar wat meer energie. Maar dat geldt ook voor de wind. Die heeft kennelijk tijdens mijn pauze nog 's goed nagedacht. En bedacht dat het het leven van dit Gerritje nog best wat zuurder te maken valt. En het toch al niet onaanzienlijke ochtendwinkkrachtje trekt nog maar 's gezellig een paar knopen aan.

Verdomme. Deze rit doet pijn. Ik geniet niet meer van het landschap. De omgeving. Ik let onvoldoende op het verkeer. De scherpte is er helemaal af. Alles is gericht op het halen van de eindbestemming. De ene trap, na de andere trap. Maar het doet echt pijn. En ik voel dat ik door een paar barrières aan het heen fietsen ben. Iets met pijngrens. Iets met uitputting. Iets met verzuring in het kwadraat. Pijn, pijn, pijn!

Ik stop nog maar 's en schil een mango af. En stap weer op. Het lijkt alsof ik iets van energie terugvindt. Maar 15 kilometer voor La Paz is de koek toch echt helemaal verkruimeld. Opperderpop.

Het is druk in de aan elkaar geplakte voorsteden van La Paz. Normaal geniet ik van drukte. Vooral van voorstedendrukte. Maar nu niet. Ik stop bij een benzinestation en ontmoet daar weer de onvermijdelijke toeristen uit hun aricobussen komen rollen.Voor eenplaspauze c.q. snackmoment. Ik klets wat met Koreaanse (Zuid) toeristen die, zoals gebruikelijk, weer gezellig met me op de foto willen. die foto gaat vast niet gebruikt worden voor een commercial van energiedranken of – repen. Of juist wel natuurlijk! Na tien minuten gaan ze met gezwinde spoed verder. Op naar de volgende bezienswaardigheid. En ik bestijg mijn trouwe tweewieler. Met iets minder gezwinde spoed. Op zoek naar een slaapplek.

En die is lastig te vinden. Want in deze voorsteden is veel gedoe. Verkeer. Er wordt veel met metaal gewerkt. En men is druk in de weer met andere industriedingetjes. Het wegdek is slecht. En het stof in ruime mate voorhanden stuift (want dat doet stof) in mijn neus en keel. Maar een onderkomen voor een vermoeide en uitgeputte fietser? Daar heeft men vooralsnog niet voorzien.

Ik vraag wat af. Ik bedel hier en daar. Maar overal krijg ik nul op het rekest. Na een uur zoeken en vragen kijk ik vanaf mijn fiets over een ommuurt perceel heen. En ontwaar iets van gras. Daar zou ik m'n tent kunnen opzettten.....

Over een grote zandbult (met vuilnis, karkassen en halfvergane honden) werk ik me een weg richting iets van een deur. Met een vijftal blaffende honden om me heen probeer ik het jongetje dat de deur opendoet te overtuigen van mijn vermoeidheid en dat het grasveldje een unieke mogelijkheid biedt om mijn tent neer te zetten. En.....ik wil er voor betalen. Maar hij weigert. Zijn moeder is niet thuis en hij kan niet beslissen. Helaas. Ik ga naar de buren. Maar die nemen een loopje met me. Eerst kan het wel, en dan weer niet. Veel gelach. Veel geinen. Ze steken de draak met me. Nemen me serieus. Ik neem onvriendelijk afscheid. Ik ben moe. Ik heb een alibi. Maar dat weten zij dan weer niet. En om nu in deze omstandigheden mijn boekje hoe-spel-ik-het-woord-alibi-in-het-Spaans-voor-de-dag-te-toveren.........Ik duw mijn fiets richting de hoofdweg.

Daar komt het eerdere jongetje me weer tegemoet. Hij heeft zich bedacht. En voor 4 Bolivianoos kan ik de nacht doorbrengen. Maar niet in een tent. Maar in het schuurtje. Ik vind het best. At this point: I'll find alles best.

Nadat ik mijn fiets met enige moeite weer over de vuilnis naar binnen heb gewerkt en me zo goed als geïnstalleerd heb komt er een kink in de kabel. Moeders heeft gebeld en heeft haar toestemming ingetrokken. Domme!! Ik moet m 'n hele spulletje weer in- en oppakken en het terrein verlaten.

Instortingsgevaar!! Dat punt heb ik bereikt inmiddels.

Ik fiets met een slakkengangetje verder en hoop op iets van een hostal of zo. Na een zevental vruchteloze pogingen (het is inmiddels 19.00 uur), en bijna donker, ik heb acht uren netto gefietst) ontwaar ik een hotel. Ze hebben plek. Ik betaal. sjouw m'n tassen en fiets naar de vierde verdieping. En ga liggen.

En blijf liggen. Wat een kutdag!!!!!!

Ik weet niet of u plannen had. Voor een feestje of zo. Maar haal de slingers nog maar even niet voor de dag. Laat ook dat balonnenopblaasding maar onder in de kast liggen, including the baloons. En snijd de taart nog maar even niet aan. Zet maar in het koelvak.

Voor later misschien!

Hasta Leugo.