De Lustige Reiziger

Kipmongool

Vandaag zijn we van Durres naar Fier gefietst.

Dat zal u, toch behoorlijk door ons gewaardeerde lezer, zeer waarschijnlijk en anders vermoedelijk en anders naar u stellige verwachting en anders voor zeen Albanese worst zijn.

Maar helemaal voor niets schrijven doe ik het niet.

We hebben te maken gekregen met een dompertje. Joan eigenlijk. In de laatste kilometers van onze eerste fietsdag kreeg ze plots te maken met een heftige blessure. Niets echt ernstigs (ik schrijf dit ter geruststelling), echter vervelend genoeg om niet voluit door te kunnen fietsen (en te lopen). Oorzaak: en paar millimeter te hoog afgesteld zadel.


Daarom zijn we voorzichtigjes 12,5 kilometer terug gefietst naar de kuststrook met z’n toeristen en hotels (en dus voorzieningen) en hebben daar intrek genomen in het minst wanstaltige hotel dat we in de gauwigheid konden vinden. En daar twee dagen (noodgedwongen en met tegenzin) rust genomen.

Na twee dagen rust voelde Joan zich vanochtend gelukkig weer goed genoeg om detocht voort te kunnen zetten.

We fietsen langs een (te) drukke weg. We moeten deze dagen doorkomen om in het echt mooie deel van Albanie terecht te komen. Er zijn voldoende benzinestations langs deze weg. En dat is fijn. Daar kunnen we namelijk koel water kopen. Water is misschien op dit moment wel het allerbelangrijkste voor ons. Met de hier heersende hoge temperaturen is bijdrinken prioriteit nummero uno.

Gaandeweg verandert het landschap en wordt het wat heuvelachtiger, groener en mooier. Maar we zullen nog zeker een dag van 60 kilometer moeten maken voordat het landschap meerspectaculair wordt.

We belanden tegen vieren in een hotel langs de drukke autoweg. Behalve een bed, het verkopen van brandstoffigerspul en een koelkast met bier bieden ze geen service.

Dan moeten we onze eigenste kookkunsten maar tonen. Vandaag staat Mongoolse kip op het menu.

Ziet er toch beste ‘ binnen te houwe uit’ ? Niet dan?

Mee eten?

Gerrit

Afgelegde kilometers: 65



Strakheet

Het is half tien des ochtends.


We bestijgen onze karretjes. En trachten daarna heelhuids de stad uit te komen. Wel in deze volgorde, anders kon het voorwaar nog wel ’s een langdurige kwestie worden.

Er is weliswaar een poging gedaan om naast de hoofdweg – door een overijverige ambtenaar - iets van een fietspad aan te leggen. Maar dat is nauwelijks fietsbaar. Het zijn korte stukjes die steeds met een hoge stoeprand eindigen en ook weer met hoge stoeprand beginnen. Geen beginnen aan dus.

We verkiezen de hoofdweg himselff. Eerst is het vrij hectisch, echter gaandeweg wordt het verkeer minder. Helaas geldt dat ook voor het de kwaliteit van het asfalt. We cirkelen wat om de grote gaten heen en proberen onze fietsen zo hobbel de bobbelloos mogelijk een weg te laten banen.

Gisteren heeft een toestel van de ijzeren vogelvloot van onze Franse vriendjes en vriendinnetjes van Transavia ons veilig en wel afgeleverd op het vliegveld van Tirana. Tirana is de hoofdstad van Albanië. En Albanië op haar beurt is een Balkanlanden.

U komt er vast niet elke dag. En wij ook niet. En daar gooien we precies het pijltje in de alibiroos. Een prima reden dus om dit land ’s te vereren met een bezoek.

Dit bijna 3 miljoen inwoners tellende land ligt een beetje kalfverliefd ingeklemd tussen Montenegro (Noorden) en het het zuiden flirt wat met Griekse schonen. Het westen doet lepeltje lepeltje met Kosovo en Noord Macedonië. Oostelijk probeert het land aan te pappen met de Adriatische zee. En mocht je je watertrappeldiploma op zak hebben, dan kan je zo – met twee vingertjes boven water, dat dan wel - naar Italië trappelen. En daar afgekomen een welverdiende kartonnen pizza wegkauwen. Want dat land is niet ver verwijderd van Albanië.

Nou, daar zo ongeveer kun je je eigenste punaise in de landkaart drukken.


Gisteren (op de dag van aankomst) vond ik mezelf terug in een vrij stoffige, naar olie riekende en wat verlopen parkeergarage. Met zo hier en daar een verlaten auto. En een verdwaalde motormachine. En tussen als dit fraais deed ik een interessante poging om onze karretjes – of wat er voor door moet gaan - uit de fietsdozen te hijsen en ze weer in elkaar te ministecken*.
(* ministecken deed je eind jaren zeventig, ik heb ooit een paardenhoofd geministeckt…..niet als hobby oppakken, tis kutwerk, is een tip, doe er je voordeel mee).

Toen de karretjes/dozen de vluchthaven uitrolden had ik het al gezien. Een doos was flink beschadigd. En dan is het altijd maar weer spannend of de fietsen er heelhuids uit tevoorschijn komen. En toen moesten ze nog vervoerd worden naar het hotel. En dat ging ook niet zonder slag of stoot. Of eigenlijk wel. Er kwamen de nodige slagen en stoten aan te pas. Met vereende krachten wisten de taxichauffeur en ik een vierkante vorm in een cirkel te douwen. Kortom: de dozen zouden eigenlijk niet in zijn auto moeten passen, maar we krijgen het toch passend.

Helaas heeft mijn karretje dit reisavontuur niet geheel ongeschonden doorstaan. Maar de wielen draaien nog. Het stuur stuurt nog. De trappers malen de ketting rond. Wat heeft een fietsmens nog meer nodig?

De heersende temperaturen van vandaag (en vermoedelijk de komende twee weken) maken dat we na een kilometer of 15 fietsen, geheel en al doorweekt van het zweet ben. Er zit geen droge draad meer aan onze lijven. Het is een graadje of 32 en dat gecombineerd met een hoge luchtvochtigheid maakt dat ik echt even serieus overweeg of het verstandig is wat we aan het doen zijn. Ik kan echt hele hoge temperaturen aan, maar ik heb nog nooit de combinatie hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid ervaren. Althans, niet op deze wijze.

Ik maan mezelf tot rust. Het is de eerste dag. Gewoon rustig blijven doortrappen. Verstandige keuzes blijven maken. En een daarvan is: blijven drinken.

We fietsen naar het het westen naar de kust. Zodra we daar zijn aangekomen wanen we ons in Zandvoort aan Zee. Wanstaltige hotels rijzen op uit het strandzand. We fietsen langs mensen met gebruinde lijven. Kinderen met zwembandjes om. En we zien tussen de hotels door, kleurige parasols wapperen in de wind..

Nieuwsgierig geworden slaan we zomaar een weggetje in. En plots staan we oog in oog met de Adriatische zee. Daar word ik blij van. We eten wat bij, drinken nog meer. En vervolgen onze weg.

De route is niet zo heel mooi. We fietsen parallel aan een vrij drukke snelweg. Ik fotografeer een vogelverschrikker (ik spaar hunnie foto’s teneinde ooit nog ’s een vogelverschrikkerwereldposter samen te kunnen stellen).

De zon blijft onverminderd strakheet haar stralen over ons uitstrooien.

Na ruim 50 kilometer knijpen we in de remmen. Toevallig precies op de plek waar een hotel staat. Er staat een bed voor ons gereed. Er is iets van een douche (wat zijn we daar aan toe!!) Iets van eten. En iets een koele koelkast met lauwe drankjes.


Dit was een bemoedigend eerste afspraakje met Albanië. We plakken er nog maar ’s dagje aan vast.

Morgen.

Gerrit


The Next Level

Fietsen kan ik, dat weet ik wel na Portugal, Estland en Tsjechië en alle weekend tripjes.

Maar fietsen in Afrika? Al filosoferend over bestemmingen viel ineens het woord ‘ Senegal’, en hadden we een serieus gesprek over fietsen in een land, waar eten, temperatuur en hygiene toch echt een ander peil heeft dan in ons eigen landje. Maar ik was wel nieuwsgierig geworden…..We bespraken, bereidden voor, spraken door en besloten, we gaan naar Senegal!En zo geschiedde..

De afgelopen dagen heb ik in gedachten onze reis herbeleefd, en ik kan niet anders zeggen dan dat ik met een enorm positieve en dankbare blik terugkijk op onze fietstocht door Senegal en Gambia.Wat was het prachtig om langs een rivier in Gambia, vanuit mijn slaapzak de mooiste sterrenhemel in mijn leven te zien, die ga ik nooit vergeten.

Om al die kinderen te zien rennen, roepen en zwaaien, zoveel en vaak, dat ik inmiddels automatisch reageer als ik ergens ‘Toubab’ hoor.

Ik voelde me hier snel op mijn gemak, al is dat ook niet moeilijk met zulke vriendelijke mensen. Kom er in Nederland maar eens om, of je bij iemand in de achtertuin mag kamperen, ik geef je weinig kans. Laat staan dat je er een maaltijd bij krijgt.

Die sfeer maakte ook dat ik me nooit echt onveilig heb gevoeld, elke behulpzaamheid was oprecht en de contacten hartverwarmend. Soms was een situatie spannend, vinden we een slaapplek, en gaat die vrachtwagen echt opzij?


Het is heel fijn om te ontdekken dat ik de warmte goed kon verdragen, op een enkele keer na, maar dat vond ik gerechtvaardigd als ik hoorde dat het boven de 40 graden was.

En natuurlijk ga ik sommige dingen niet missen, met stip op 1 de muezzin, die 5 x per dag oproept tot gebed. Zeker toen de luidspreker letterlijk naast onze kamer stond, werd het echt een beetje te dol. Net als de jongens die direct om je fiets of om geld vragen. Ik kon er afstand van nemen, en ik weet hoe het komt, maar het is soms echt een beetje irritant. Gelukkig waren ze in de minderheid en was het nooit bedreigend of echt vervelend.


4 weken terug fietsten we hier weg, uit Toubab Dialao, en vandaag kwamen we terug met een hoofd en hart vol herinneringen. Ik ben dankbaar dat we gezond en heelhuids terug zijn, en dat ik, bij de paar moeilijkere momenten op de kennis en ervaring van Gerrit heb kunnen en mogen leunen. Dankjewel, lieve Gerrit, dat is ontzettend fijn en leerzaam geweest! Maar ik ben vooral blij dat we samen zo’n mooie en bijzondere reis hebben kunnen maken. Want dat is het, zonder twijfel. In het begin, tijdens het fietsen zei Gerrit ineens: “ We zijn Afrika!” En dat zinnetje hebben we nog vaak herhaald. Het is te gek, dat je zomaar op je fietsje door Afrika kart.


Door al dat Frans de afgelopen 4 weken schoot me gisteren de zin “partir, c’est mourir un peu” Oftewel, weggaan is een beetje sterven, afscheid nemen is zwaar. Het is een cliché, maar er zit wel een kern van waarheid in.Ik had graag nog langer willen blijven, dat zegt eigenlijk wel genoeg.

Mijn Afrika debuut is volgens mij geslaagd, dus op naar The Next Level!

Joan


AMEN!

Vrienden mogen ‘m Thies noemen.

Oude bekenden staat ie het ook toe om Thies tegen ‘m te zeggen. Zakelijke relaties twijfelen nooit, die zeggen standaard Thies. Maar de meesten noemen ‘m gewoon Thies. En wij dus ook maar.

We vertrekken uit de stad Thies. Dat gaat niet ongemerkt. Eerst kijken we rond op het centraal station van Thies. Ik houd zooooo van treinen en stationnetjes!

Ik had vanochtend in mijn bedje een stoomfluit gehoord. Ik weet dan nooit of ik dat geluid met mijn gesnurk teweeg breng. Of dat er een echte trein op het punt van vertrekken staat.
(OVERIGENS HEB IK NA DIT BEZOEK BESLOTEN OM DE HELE BOVENVERDIEPING VOL TE BOUWEN MET SPEELGOEDTREINTJES, DIE MARKLIN EN LIMAROMMEL, U KENT HET VAST WEL, EN MOCHT IK GAANDEWEG MET RUIMTEGEBREK TE KAMPEN KRIJGEN, DAN TREK IK DE TUIN ER BIJ AAN (Joan weet dit nog niet, dus hou het nog even stil.....dat maakt de slagingskans van dit vergevorderde breinplannetje een ietsje groter...... hoop ik......)

Daarom hebben we de route langs het station van Thies gelegd. Ik heb niet gedroomd, er is sprake van een heus station, een loket, een wachtruimte eneen heus spoor. Het is allemaal niet veel, maar het is er.

We blazen de aftocht. En komen in de grootste, hectische, kleurrijk weekmarkt van deze reis terecht. We kopen wat fruit en proberen ons een weg te banen, op weg naar rustigere oorden.

Foto’s maken is meestal mooi werk. Meestal!

Als we koeien zien lopen in het ochtendstof, stoppen we. Halen onze camera’s tevoorschijn en gaan plaatsjes schieten. Met foto’s maken zoom je in, zie je details, en vaak veel meer dan je met het oppervlakkige menselijk oog waarneemt. Ik zie koeien, stof en een vuilnisbelt. En als ik door mijn lens kijk zie ik opal dat stinkende vuil mensen lopen. En ook kinderen. Die op blote voeten in die poel van smerigheid naar iets waardevols te zoeken. Misschien een mooie foto, maar de schrijnende beelden raak ik maar moeilijk kwijt……

Wel verdikke!

Senegal en Gambia hebben zich de afgelopen maand goed gedragen - beide landen zijn zo vlak als de Flevopolder - maar nu hebben we een serieuze klim voor de holle kiezen. Boven gekomen puffen we even uit. Alvorens we weer naar beneden suizen.

En toen. Toen horen we ons plots AMEN zeggen!

Lieve lezer, ik voel dat ik u – na het lezen van de voorgaande zin – iets van een verklaring schuldig ben.

Er is een tijd geweest dat ik naar de kerk ging. De Pauluskerk. Het was het type kerk waar de religieuze Ranja met een grote hoeveelheid water verdund werd. Zo’n kerk waar je het woord Gods vrolijk met een rietje naar binnen zoog.

Toen ik een jaar of 11 was kregen we een nieuwe dominee. Een nogal vooruitstrevende dominee. Die eigenlijk alles anders deed dan de trouwe kerkgangers tot dan toe gewend waren.

Ik herinner me dat ie ultrakorte preken hield. Ik heb onthouden (wellicht dat ik het een ietsje romantiseer) dat ie bij zijn eerste preek na een kwartier plots ‘AMEN’ zei. NA EEN KWARTIER! Ik herhaal: NA EEN KWARTIER!! Er ging een schok door de kerkstoeltjes. Wat?! Was het nu al afgelopen? We waren immers nog maar net begonnen. We zaten potdomme net. Mensen hadden nog niet de kans gekregen om weg te dommelen. De pepermuntjes waren nog niet eens rond gegaan…………..

Een preek van 35 minuten (en misschien binnen uw eigenste kerk wel 40 minuten of langer) was eerder regel dan uitzondering. Maar deze dominee speelde het klaar om zijn (eigentijdse, praktische en krachtige) boodschap – die hij altijd langs de meetlat van de bijbel wist te leggen - in 15 minuten te verpakken. Vond ie lang zat. Meer tijd had ie niet nodig. En je had er altijd wat aan. Geen zware boodschappen, geen schuld of zonde aanpraten maar positieve boodschappen en handvatten waar je de (werk)week mee door kon. Heeft ie meer dan 20 jaar volgehouden by the way. Mooie bevlogen man!!

Net zo plots als hij AMEN zei, zeggen Joan en ik ook AMEN.

We fietsen namelijk op een rode gravelweg. En die kennen we. Hier reden we een maand geleden ook. En we zien de Atlantische Oceaan. En dit uitzicht kennen we ook van een maand geleden. Dat betekend dat onze lus rond is. Dat betekend dat onze reis plots tot een eind gekomen is.

We vinden ons onderkomen snel – dat we nog kennen van een maand geleden - de begroeting is hartelijk en de douche lekker lauwwarm. Daar spoelen alles van onze stoffige en vermoeide lichamen af.

Behalve de mooie reisherinneringen. Die zijn er met de beste wil van de Senegalese Wereld niet af te boenen.

Die blijven lekker plakken.

Gerrit


Afstand: 50 km.


Mist

We steken onze ochtendneuzen naar buiten. Enne ........MIST. 

Een ongewoon begin. Tot nu toe zijn alle dagen met een stralend zonnetje begonnen. En dat doet ie vandaag vast ook. Alleen verstopt ie zich achter een dikke laag mist. Het voelt zelfs ietwat vochtig aan. Het lange mouwenshirt gaat aan.

We zetten koers naar de stad Thies. Een kalm ritje van ruim 60 kilometer.

Pinda’s en cashewnoten zijn belangrijk hier. Echter, het grootste exportproduct van Senegal is cement. Dat is hier in ruime mate voorhanden. Behalve exporteren wordt het cement gebruikt om stenen van te maken. Het wordt in een mal geschept, (handmatig), vervolgens aangedrukt, de mal wordt uitgenomen en de stenen worden voor enkele dagen te drogen gelegd.

We rijden over de N2. DE route van Saint Louis naar Dakar. We verwachten grote drukte en gaandeweg de dag gebeurt dat ook. Er wordt hard gereden en verschillende keren moeten we de berm in omdat tegemoet komende, inhalende auto’s ons van de weg dreigen te drukken. Dat het met de Senegalese stuurmanskunsten niet altijd volgens plan gaat bewijzen deze foto’s (deze fotoverzameling hadden we zonder veel moeite en gedoe gemakkelijk kunnen uitbreiden …..).

De zon heeft het inmiddels van de mist gewonnen. 

We rusten wat. Precies op een plek waar mensen uitstappen en opstappen in de regiobusjes. Er stappen 2 jongens uit die een naaimachine op hun schouder dragen. We zien het vaker. We zijn benieuwd of het ‘handel’ is of dat ze zelf met de machine in de weer gaan.

De Baobab boom is de hele reis bij ons gebleven. En ook langs de N2 zien we ‘m regelmatig. De boom is wijd verspreid in Senegal. De bomen worden niet zelden 25 meter hoog. En hebben een uitzonderlijk grote stamomtrek. De boom slaat water op in de dikke stammen (6-9 stuks) om de droge tijd te kunnen overleven.

Men gebruikt hier zo ongeveer alles van de boom.

De vruchten en (gesuikerde) zaden worden gegeten. De bladeren en de wortels worden als groente genuttigd. De vruchtschillen worden gebruikt om vuur te maken. Uit de bast worden vezels gewonnen om touw van de maken, het hout wordt als bouwmateriaal gebruikt en ik vergeet vast nog wat. We vinden overal producten van de de Baobab: jam, een soort kauwgum, etc….

Rond 14.00 uur naderen we de buitenwijken van Thies. Er wordt flink gebouwd. Ondermeer verrijst er een spiksplinter nieuwe Moskee. Thies is een on-Afrikaanse stad. Brede wegen. Moderne bouwwerken. Het heeft hier iets Marokkaans. 

We hebben regelmatig auto’s gezien die lijkkisten vervoerden. We vroegen ons af wat ze met de overledene doen? We hebben namelijk tot dusver geen begraafplaatsen gezien. Maar bij het binnenfietsen van Thies zien we een eerste begraafplaats. 

 

We wenden en keren wat. Worden vrolijk begroet. En vinden vrij snel een fijn hotelletje waar het goed een fijn toeven is.

Gerrit

Afstand: 62 km.

Waarom

Tijdens het fietsen heb je veel tijd om na te denken, want je kunt niet alle kilometers volop met elkaar in gesprek zijn. Je ziet elke dag, de hele dag hetzelfde als de ander, en dat is meestal heel fijn, want je weet altijd waar de ander het over heeft. Ontzettend praktisch.

Maar soms is het fijn om even in je eigen gedachten te kruipen, en soms is het gewoon pure noodzaak omdat de Senegalese auto-, bus-, taxi- of vrachtwagenbestuurder ervan overtuigd is dat dat gaspedaal zo diep mogelijk en zo lang mogelijk achter elkaar ingetrapt dient te worden. Plankgas!! En dan fietsen we liever even achter, in plaats van naast elkaar, zoals je zult begrijpen. We willen namelijk ook weer heelhuids thuiskomen.

Dit gedrag roept bij mij de “ waarom” vraag op. Als men hier loopt, gebeurt dat namelijk echt in een ander tempo, vaak wat sloffend op slippers, zjoep-zjoep, zjoep-zjoep. Ik heb er geen last van, maar vind het opmerkelijk dat, zodra er een motor aan te pas komt, men het onderste uit de kan wil halen.Gevalletje compensatiegedrag?

En waarom is er telkens rails, maar nooit een trein?

We komen er niet echt achter. Google helpt me niet echt verder, behalve dat transport over de weg sneller zou zijn. Ja, laat dat maar aan de Senegalese chauffeurs over! Ik bedenk me nu, dat we geen enkele keer een vrouw achter het stuur hebben gezien, wel met de karren met ezels, maar auto of scooter? Niet 1 keer.

Ook heb ik me vanaf fietsdag 1 afgevraagd waarom ik vaak zo’n vieze smaak in mijn mond heb als we aan het fietsen zijn? Eerst weet ik het aan de Lariam (middel tegen malaria), maar ik kom tot de conclusie dat ik gewoon heel veel vuiligheid en stof naar binnen hap. Ik probeer zoveel mogelijk met mijn mond dicht te fietsen, maar het vuil komt in alle poriën en openingen. Een sessie neuspeuteren staat hier standaard elke dag op het programma, en dat is niet onverdienstelijk.

We hebben vandaag weer lekker asfalt, en we zoeven als vanzelf vooruit.

We knijpen bij een tankstation, wederom, in de remmen, en gaan, gewoon met ons portemonneetje gevuld met West Afrikaanse Francs, inkopen doen. Overval? It wasn’t me….. Nog voordat we dat kunnen doen, worden we aangesproken door 2 Amerikanen. Ze zijn met een groep leerkrachten op reis in Senegal, vinden ons erg “brave” en onze fietsen worden volop bewonderd.We nemen de complimenten in ontvangst, maken een praatje en wensen hen een goede reis.

We vervolgen onze weg, nemen de beslissing om vast te houden aan ons plan, aangezien de drukte op de weg meevalt en we, nu we de laatste dagen van onze reis ingaan, minder ruimte hebben om extra kilometers te compenseren.

Al op de eerste fietsdag zag ik langs de weg een plant die ik erg mooi vond. De hele route lang fietsen we al langs deze plant. Soms 1 tak, een klein struikje tot onderhand een hele boom. En telkens zei ik dat ik er een foto van wilde maken. Maar het kwam er niet van, geen plek om te stoppen, even geen zin om te stoppen en soms wilde ik wel, maar was de plant er even niet. Met het naderen van de laatste fietsdag heb ik vandaag de kans gegrepen en de Calotropis procera vereeuwigd met de camera. (De naam heb ik gegoogeld hoor, geef ik eerlijk toe!)

We hadden een gesprek over de beste slaapplek, en kwamen tot de conclusie dat dit toch die plekken zijn, waarbij je het meest op jezelf kunt zijn. Het is hartverwarmend om bij mensen thuis ontvangen te worden, en warm water in een hotel is aangenaam als je een dag door het stof hebt gefietst, inclusief zonnebrand en zweet. Maar zo’n klein Afrikaans hutje, waarin we nu al vele keren hebben kunnen slapen, hebben toch onze voorkeur. We kunnen ons eigen potje koken, de fietsen kunnen mee naar binnen, en je hebt wat tijd en ruimte voor jezelf.


Maarrrrrr…. Vandaag gaat dat niet gebeuren. Wij zitten namelijk in een luxe hotelcomplex.Inclusief zwembad. Waar we vanmiddag met onze zweterige lijven in ons fietsondergoed in zijn gesprongen. En nee, daar hebben we geen foto van gemaakt. Aansluitend konden we heerlijk warm douchen en lekkere gerechten bestellen in het restaurant, en alle WiFi hier leegtrekken. Want er zijn namelijk geen andere gasten. Dus we delen niets, alhoewel, we de dames die hier werken soms moeten delen met hun favoriete soapserie of hun smartphone. Geeft niks. Waarom? Gewoon omdat het kan……

P.s. Speciaal voor RonaldO heb ik met gevaar voor eigen enkels (afstapje Joan, afstapje…) nog een traditioneel Senegalese vogel vastgelegd. Vermoedelijk gewoon een huismus, maar dan wel eentje van hier!

Joan


PelikaanWim

Niet ver van ons zit een Pelikaan wat vis weg te kanen.

Er rennen apen over de weg die flink wat apenstreken vertonen. En een zilverreiger gooit net z’n – in de aanbieding gekochte - werphengeltje uit. Cactussen wisselen met elkaar wat stekeligheden uit. En een heel leger watertorren proberen een coupe te plegen. Een meisje drijft geiten over een kale vlakte. En er gebeurt nog veel meer. Het is hier domweg prachtig!

En wij? Wij ‘kachelen’ over een super stille weg. En aanschouwen dit allemaal.

De ochtend begon zoals die meestal begint. Met wakker worden. De slaap uit de oogjes wrijven. En het besef – we zijn in Afrika - in het hersenpannetje opstoken van het nivo ‘ waakvlammetje’ tot een aanvaardbare gloeiend vuurtje. En echt lastig is dat niet hiero, because the temperaturen zijn here van zichzelf are best wel behoorlijk hoog. Dus dat vuur zou je gemakkelijk en bij voorkeur achterwege kunnen laten.

We knallen een half stokbrood naar binnen. Gieten er wat thee en koffie achteraan. Hangen de tassen aan de fietsen. Geven de ketting wat drupjes olie. Zetten de GPS op standje ‘ hiero willen we naar toe’. En weg zijn we.

Echter, eerst stoppen we bij een boulangerie om wat brood in te slaan. En daar staat ie! Onze Wim. Wim from Alpen aan de Rijn. Wim spreekt ons aan en we hebben meteen een klik. Wim heeft een huisje in Saint Louis waar we zo in mogen. Maar ja Wim , we staan op het punt om Saint Louis – na onze rustdag er te hebben doorgebracht - te verlaten en ja……. we zijn niet voornemens om snel terug te keren…….er zijn nog zo veel mooie plekken op onze ronde aarden bol …………

Maar Wim, nu we elkaar toch spreken, jij die de streek goed kent, hoe zit met die weg naar Louga? Is die route eigenlijk wel begaanbaar?

Die alternatieve route die we thuis liggend op onze sofa hebben uitgestippeld, bungelend in onze hangmat, aan een joint lurkend, laveloos – van een overdosis rode wijn - over de veranda hangend (dat geldt overigens alleen voor Joan, ik wil dit graag benadrukken ……….u dacht toch zeker niet dat ik……eh……ik dacht toch we in de afgelopen jaren toch een relatie hadden opgebouwd waarin er enige sprake is van vertrouwen en wederzijds ………)

Ok, u heeft gelijk: Ik dwaal een ietsje af.

Want lieve lezer, thuis een route uitstippelen mag dan misschien wel het halve werk wezen, maar je moet ‘m nog wel ff fietsen hiero. En eerlijk gezegd, hadden we gisteravond besloten om voor de ‘ zekere’ route te gaan. De route waarvan we zeker weten dat ie begaanbaar is. En de avontuurlijke route lekker de avontuurlijke route te laten. Die moet z’n avonturen maar aan anderen vertellen.

Maar terug naar Wim. Hij belt wat bekenden. En die verzekeren ons dat ‘de Chinezen’ de alternatieve route aan het asfalteren zijn. De weg is nog niet klaar – er zijn stukken die we moeten ‘ overbruggen’ – maar we zouden een heel eind moeten kunnen komen.

Het traject is 80 km lang. Je fiets 60 km door mul zand drukken – ik verzeker u – dat word je een keer zat. Vaak al na 2 kilometer. En soms al na 1. Maar nog vaker na 50 meter. Wim is een gouden gozer, super enthousiast en hij maakt een betrouwbare indruk. We nemen afscheid van deze hartelijke man. En fietsen het bedrijvige Saint Louis uit.

We stoppen bij een benzinestation. Overleggen. Kijken elkaar indringend aan. Overleggen nog een keer. Wegen de consequenties. En nemen een besluit.

En dus fietsen we nu op de alternatieve route. Langs de Atlantische Oceaan. Fuckerderduck. Dank je wel Wim. Wat is het hier mooi!!!

Na 20 km komt er een afslag en doet het wegdek z’n naam eer aan. Weg asfaltdek. Maar het zand is hard en goed te befietsen. Later word het muller. En net voordat we onze zorgen met elkaar willen delen doemt het fonkelnieuwe inktteerzwarte asfalt zich aan. Er staat een vrouw met een vlaggetje. Een rood vlaggetje. She is the asfalteer Boss! And the Boss says: gemotoriseerd verkeerd mag er nog niet op. Maar twee onschuldig kijkende, vragende fietsers mogen er wel op. Dus we hebben het rijk alleen.

Wauw!

Tot aan onze eindbestemming voor vandaag zien we het zwarte asfalt onder onze rubberen hoepelende spakencirkels rollen. Na 80 kilometer bereiken we tegen vieren Louga. We trekken onze bivakmutsen vakkundig over onze hoofden – ideetje van Joan* – zelfgebreid, kriebelt als de hel en erg warm by the way - en ‘overvallen’ het eerste zichtbare benzinestation. (* waar die haar opvoeding heeft genoten???)

De buit is een halve liter vanilleyoghurt, vier pakjes vruchtenyoghurt, 1 blikje sprite, 1 blikje fanta en een zak chips. En die zijn a. binnen 10 minuten soldaat gemaakt, b. naar binnen gewerkt, c. verhuisd naar de eeuwige jachtvelden in Darmstadt. Kiest u maar! We konden wat energie gebruiken na deze inspannende, zeer hete fietsdag.

Aan de overkant van het benzinestation ziet Joan een park met hutjes. We melden ons. Keuren de kamer goed. Betalen wat. En hier gaan we wat lekkers koken en de nacht doorbrengen.

Moe maar voldaan zei de Pelikaan.
(Dank je wel Wim uit Alphen aan de Rijn voor deze prachtige route)

Gerrit

Afstand: 80 km

Saint Louis

Gisteren.

De benen waren van gewapend beton. De armen van gehard ijzer. De spieren hard als staal. En een geest vol verwachting. En dat was maar goed ook. Want we hadden de nodige kilometertjes weg te trappen.

De weg van Louga naar Saint Louis. – de meest Noordelijk gelegen stad van Senegal – is asfaltglad en niet al te druk. Na een wat aarzelend begin ontwikkelen we gaandeweg een ongelofelijke snelheid.

Die snelheid is geen doel op zich. Echter, vandaag voelt het goed en trappen we de 78 kilometers makkelijk weg. Zo makkelijk dat we halverwege de middag Saint Louis verblijden met onze komst. We vinden snel een eenvoudige doch voedzaam hotel voor twee nachten.

Twee nachten jah!!

Want Saint Louis is In 2000 toegetreden tot de lijst van Unesco Wereld Erfgoed. En eerlijk gezegd zijn we razend benieuwd naar deze stad. De steden die we tot nu toe aandeden hadden niet veel te bieden. En we zijn wel toe aan iets van cultuur snuiven, is weer ’s wat anders dan lijm……

Saint Louis is met 1-2-3- secondenlijm tegen de Atlantische Oceaan aangeplakt. Maar die lijm – onder invloed van de hoge temperaturen – rekt wat uit. Of het ze hebben gewoon goedkope meuk gebruikt, dan kan ook. Hoe dan ook: er zijn er eilandjes ontstaan.

De voorstad is gek, druk en vrij smerig. Dan is er de visserswijk. Die ligt tegen de Atlantische Oceaan aangeplakt (die lijm werkte wel). Het koloniale centrum – dat in het midden op een eiland ligt – probeert de historie uit alle macht probeert te verbergen. Maar voor wie goed kijkt lukt slaagt ze daar toch niet helemaal in.

Gebouwen stralen – weliswaar in de verte – een rijk verleden uit (je hebt wel een verrekijker met een loepfunctie nodig om het waar te nemen, maar toch). Dit komt tot uiting door de rijke versieringen, de smeedijzeren balkons en de geplaveide straten. Maar veel is verdwenen. En het gaat een enorme klus worden voor de Unesco jongens en meisjes om dit allemaal weer in ere te herstellen (en later te onderhouden).

Het is ook een vissersstad. Honderden prauwen liggen in de haven. En dagelijks varen de boten uit naar zee om in de ochtend terug te keren met een lading verse vis. Het is geweldig kleur- en geurrijk en het is een bedrijvige drukte van belang bij de boten.

“Ja, ja, ja allemaal fijn Gerrit en Joan, maar waar the fuck blijven die foto’s die jullie vandaag in Saint Louis maakten”?!

Rustig, rustig, rustig, lieve (en toch ook wel enigszins ongeduldige) lezer.

Ehh…… hier they cum:

Afstand: 78 kilometer