De Lustige Reiziger

HELLJOB

VACATURE

Wij nodigen u uit te solliciteren op de volgende vacature met de volgende eisen en eigenschappen:

- het betreft een explosieve baan met grote verantwoordelijkheden

- u vervult uw functie op verschillende niveau's (6 levels, met als diepste level:
60 meter) en op grote hoogte: 4200 meter

- de gevoelstemperatuur kan behoorlijk varieren (denk aan een sauna en de
elfstedentocht (met de nadruk op 'tocht')

- na 10-15 jaar wordt u gegarandeerd ernstig ziek of u sterft

- u verdient ongeveer 2000 tot 3000 Bolivianoos per maand (= 200/300 euro)

Mocht u na het lezen van bovenstaande nog voldoende motivatie bezitten, lees dan verder.

Hoe ziet een gemiddelde werkdag er uit?

U begint de werkdag met het kauwen van Cocabladeren. Mag u gerust een paar uurtjes over doen. Maar rond 10.00 uur begint dan toch echt de werkdag. Dan werkt u tot een uurtje of 14.00 uur. Dan kunt u van de lunch gebruik maken (geen lopend buffet, helaas). Daarna werkt u tot 19.00 uur. Daarna heeft u de tijd aan u zelf. Wij verwachten u aanwezigheid tenminste vijf of zes dagen per week. Op uw vrije dag, In het weekend, mag u de gewonnen productie verkopen aan de hoogste bieder.

Nog steeds belangstelling? Prima. Fijn. U hoeft geen brief te schrijven. U kunt zo aan de slag. Veel succes!! En pas een beetje op met de explosiven.....

'How are your doing Jerrit?'

Nou. Met 8 staven dynamiet, 3 ontstekers, 1 kg Cocabladeren en nog wat flessen pure alcohol (en frisdranken) in mijn rugzak? Ik moet zeggen. Onder de gegeven omstandigheden: not Bad! Not Bad at all as a matter off fact.

'Heb je je bedacht Gerrit? Ga je alsnog Oruro, folkloristische hoofdstad van Bolivia, plat destroyen?' Nou, ik zou voorwaar met dit explosieve zaakje op mijn rug een heel eind kunnen komen. Maar nee. Ik blijf bij mijn eerder ingenomen standpunt: leven en laten leven.

Als die mensen hunnie leven willen verkwisten met een beetje in de rondte dansen in malle kledij. En een beetje bijzonder onnuttige dingen in elkaar lopen knutselen en boetseren. Moeten zij weten. Tis hun leven. Hun tijd. Hun energie. Ik vind 't sukkels. Maar goed die mogen er ook zijn. Daar lopen er in ons Hollandsche landje ook zat van rond. Kijk maar 's in de rondte. Dat debiele publiek van de toppers. Of die idioten die bij Tros muziekplein of muziek op het Plein (of hoe heet dat kut programma) een beetje ritme- en inspiratieloos staan mee te klappen (en dan nog zeggen dat blanken wel ritmegevoel hebbe, flikker toch op man). Klapvee!!

Gewoon hun gang laten gaan. Sterft vanzelf een keertje uit. Hopefully. Dat tuig.

Lieve mensen. Ik ben naar Potosi gereisd. Een stad waar ik nooit was gekomen. Als mijn fiets het niet had begeven. Ik had het plan om terug te reizen naar Oruro. Om daar te wachten op onderdelen voor mijn fiets. Maar die stad was me maar matigjes bevallen. En daarom besloot ik ter elfder ure om de vlucht naar voren te maken. En met een bus te reizen naar Potosi. 'Daar zullen ze toch ook wel fietsenmakers hebben'. En een postkantoor waar ik mijn fietsonderdelen kan oppikken. En zo geschiedde. Met een van de mooiste (en wellicht gevaarlijkste) busritten die ik ooit heb gemaakt, dwars door de bergen, met veel Lama's en geweldige uitzichten, ben ik na vijf uren bussen in Potosi aangekomen.

Potosi is een geweldig interessante stad. Het herbergt vele historische gebouwen. Geweldige musea ‘s. Een prachtig klooster. En ook in de omgeving is geweldig veel te beleven. Echter. Bovenal is het een mijnwerkersstad. Het ligt aan de voet van de 'Cerro Rico'. Een berg. En niet zomaar een berg. Een berg die grote hoeveelheden zink en zilver bezit.

En ja. Menseigen. Die waardevolle mineralen kunnen daar natuurlijk niet blijven zitten. Die moeten er uit. Die moeten ten gelde gemaakt worden.

Zestienduizend mensen werken dagelijks in de berg om die mineralen te winnen. De meesten van hen werken individueel. Zonder goede medische voorzieningen. Zonder pensioenvoorzieningen. Zonder regels. Maar een klein aantal mijnwerkers heeft zich verenigd in een coöperatie. Er zijn zo'n 40 verschillende coöperaties. Waarin verschillende groepen werkzaam zijn.

Alleen als je werkt in de coöperatieve mijn is er iets van een pensioenplan. Wanneer je tien achtereenvolgende jaren in de mijn hebt gewerkt. Dan heb je recht op een pensioen van 15 dollar per maand. Maar omdat veel mijnwerkers hun pensioen nooit halen, valt het toe aan de weduwe en/of haar kinderen. Als een mijnwerker 50% of meer van zijn longcapaciteit verliest, mag hij ook met pensioen. Als hij dit wenst.

Het mijnwerken gaat van generatie op generatie. Van vader op zoon. Vrouwen mogen in principe niet in de mijn werken. Dat zou ongeluk geven. Maar als de echtgenoot van de vrouw in de mijn om het leven is gekomen. Dan mag de vrouw toetreden tot het gilde van mijnwerkers. En een aantal vrouwen zien het als een eer om hun man op te volgen. In de coöperatieve mijn werken op dit moment vijf vrouwen.

En ja. Sinds 1978 mogen toeristen de mijn bezoeken. De eerste tientallen jaren gebeurde dat nog mondjesmaat. Maar heden te dage is er een ware run op de mijn gekomen. Een twaalftal touroperators bieden 'the tour' aan.

Maar ik heb geen zin in toeristisch gedoe. Geen groepen. Geen toneelstukje. Ik wil het echte leven van de mijnwerker zien. En daarom ben ik naar een man gegaan die tot enkele jaren zelf in de mijn werkte. He is well known in Potosi. Well known omdat ie zich inzet voor betere omstandigheden voor de mijnwerkers. Een soort vakbondsman. Die voor individuele toeristen of kleine groepen op aanvraag een mijnbezoek wil organiseren.

Maar ik wil de man eerste spreken. In de ogen kijken. Zijn naam is Julio Zambrana. Ik zocht 'm gisteren op. Aanvankelijk verliep het eerste contact wat stroef. Maar ik heb me terdege voorbereid. Heb me goed ingelezen. En ik benader hem vanuit een positieve houding maar ook vrij direct.

Ik vertel 'm precies wie ik ben. Wat mijn bedoelingen zijn. En wat mijn bedoelingen niet zijn. En ook wat mijn zorgen zijn t.a.v. een bezoek aan de mijn. En wat ik van hem verwacht. En dat wekt respect.

Hij doet zijn verhaal. Laat alle brieven zien die hij aan de lokale Gouvernement heeft gestuurd. En aan de president Evo Morales. Brieven die vragen om een significante verbetering van de (werk)omstandigheden van alle mijnwerkers. En dat wekt dan weer mijn respect. We kletsen urenlang. Er ontstaat een bijzondere plezierige sfeer met wederzijds respect.

Aan het einde van het gesprek laat Julio zien dat hij een goed zakenman is. En ik laat zien dat mijn onderhandelingstechniek best plezierig en effectief kan zijn. Ik betaal een borgbedrag. En onderteken een contract dat als mij wat overkomt. Julio op geen enkele wijze aansprakelijk is. Prima!
(een bezoek aan de mijn is bepaald niet zonder gevaar. Er komen vervelende gassen vrij, trolleys kunnen losraken en op hol slaan, er dreigt instortingsgevaar en nog veel meer ellende waar in mijn reisgids maar liefst 2 pagina's aan worden gewijd.......)

We hebben een deal.

Morgen ga ik. Met hem. De mijn in. Niks toeristisch. Niks toneelstukje. The real life. That's the way I want it. I believe.......

En zo sta ik vanochtend ruim voor negenen voor zijn office. En om 9.00 uur sharp gaan we op pad. Met een bus. Na korte tijd komen we op het 'minersplaza'. Een belangrijke plek. Hier vonden en vinden demonstraties plaats. Hier werd de eerste mijnwerkers coöperatie opgericht. Dit is een verzamelplek voor alle mijnwerkers. In goede en minder goede tijden.

Daarna gaan we naar de 'minersmarket'. Hier zijn een tiental winkeltjes. Hier worden gereedschappen en andere spullen verkocht aan mijnwerkers (als ze geld hebben).

Ik koop er de nodige spullen: dynamiet, ontstekers, de onvermijdelijke cocabladeren, alcohol, frisdranken, sigaretten, aanstekers en nog meer meuk die de mijnwerkers maar wat graag zouden willen aannemen.

Daarna wordt ik in een pak gehesen. Krijg een helm op. En daar zit dan weer een lamp op. En prop al mijn 'cadeaus' in een rugzak. Daarna neemt een localbus ons mee naar de mijn. De berg heeft in totaal ruim 40 ingangen. Wij nemen er eentje van.

Ik ga nergens omheen draaien: Ik ben gespannen. Ten eerste vanwege de vele waarschuwingen die ik over een mijnbezoek heb gelezen. En gehoord. Maar ook omdat ik aan een hele lichte vorm van claustrofobie leidt. Dat openbaarde zich een jaar of zes geleden bij een bezoek aan de Limburgse mijn.

En enkele jaren geleden werd ik er nog 's fijntjes aan herinnerd tijdens een ARBO cursus waarbij ik me in het stikke donker mocht verstoppen tot de groep mij zou vinden....... Sjezus, wat duurde dat lang...... (nog bedankt Geldersch Landschap-groep bestaande uit....... laat ook maar.....).

Ik maak me ook wat zorgen omdat we zes levels diep gaan: circa 60 meter diep. En drie kilometer ver de mijn in. We zullen in totaal vier uren onderweg zijn. Klimmen. Klauteren. Glibberen, Glijden. 'Ja, u wou niet de toeristische tour, well hier heeft u de niet toeristische toer!!'

De eerste 150 meter zijn niet fijn. Het is knetterdonker. Smal. Glibberig, En on top off this: het is laag. Gemaakt voor die drommelse kabouterkleine Bolivianen. Maar niet voor deze toch niet bepaald klein uitgevallen Hollander. En ik overweeg serieus om terug te gaan. En geef dat ook aan. Maar Julio spoort me aan. Verder lopen. Als het echt niet gaat, dan gaan we terug. Maar nu nog niet. Okay then.........!!

Regelmatig moeten we halt houden. En opzij. De ultra-smalle berm in. Want dan komt er een volle trolley met mineralen naar beneden gerold. Zo'n trolley is geweldig zwaar. En de rails liggen niet allemaal fijn in lijn. Drie mannen moeten het ding afremmen enop de rails houden. Soms drie kilometer lang!!

We lopen verder de mijn in. Ik raak steeds meer op m'n gemak. Het ademen gaat zwaar. Maar ik krijg (nog) lucht genoeg. We komen aan bij een eerste groep mijnwerkers. Er zijn verschillende groepen actief. Elke groep telt circa 10 personen.

Elke individu in de groep moet alle werkzaamheden die er zijn verrichten. Maar wie het laatst binnenkomt (ongeacht ervaring of leeftijd) moet de eerste jaren het smerigste en zwaarste werk verrichten. Deze groep is handmatig de rots aan het hakken. Een gat hakken met een breedte van 40 cm en een diepte van 10 cm duurt ongeveer 2 uren.

Een andere groep is op het vierde level is bezig om de mineralen in een basket te scheppen. En dan wordt het met een lier naar boven gehesen. Van daaruit gaat het in een trolley. En de trolley wordt over de rails naar buiten gereden. En daar verdwijnt het spulletje in een vrachtauto.

Ik begin er steeds meer schik in te krijgen. En als Julio dan ook vraagt of we naar het zesde level zullen gaan (drie kilometer de berg in), zeg in na enige aarzeling 'ja'. Ik moet er even aan denken dat wanneer de boel instort ik geen verhaal voor mijn weblog zal hebben. Maar lang duurt dat denken daaraan niet. We moeten via een smalle schacht, via een smal plankje (over een gat van 50 meter diep, heb ik niet nagemeten, maar had ook geen behoefte om met Julio in debat te gaan over de precieze diepte) zonder houvast en dan via een trap......

Jeetje. We komen bij een groep die net aan het einde van de werkdag en –week zit. We worden matigjes ontvangen. Eerst moet Julio hun vertrouwen winnen. Als dat lukt: ben ik aan de beurt. Ik glimlach wanneer ik denk dat dat moet. Kijk serieus wanneer ik denk dat dat moet. Ik overhandig de cadeaus: 4 staven dynamiet, 1 fles jus d' orange en een flinke zak met Coca bladeren.

Het werkt. De groep geeft aan Julio geen leugenaar te vinden. En ze geven aan dat ik ook deug. Vanaf dat moment vloeit de (pure) alcohol rijkelijk. Het passeert drie keer. En ik moet het opdrinken. En ik moet Cocabladeren kauwen (dat doen zij de hele tijd). En meedoen aan hun ritueel. Ik word omhelsd. Ze willen alles van me weten. Vrouw? Kinderen? Werk? Wat ik van hunnie vind. En ze willen dat ik hen allemaal persoonlijk toespreek. De leider van de groep is een beetje dronken. En daarom neemt de subleider het woord. Hij is serieus. Zet de toon. En spreekt mooie woorden. Daar. Zo'n 60 meter diep. Drie kilometer ver into the mountain.

Na een uur. Stappen we op. We hebben al onze 'cadeaus' geven (ook onderweg hebben we verschillende mannen en groepen het nodige gegeven).

We glibberen, klauteren en klimmen nu weer level voor level naar boven. Ik begin m'n rug en benen van het voortdurende krom lopen, behoorlijk te voelen. Ik stoot m'n hoofd ook vaker. Merk dat ik moe begin te worden.

Uiteindelijk zijn we nog 500 meter van de in- of uitgang verwijderd. Daar lopen we tegen de mineralengod aan: Tata Kaj chu.

Tata Kaj chu is God van de mineralen. Buiten de mijn wordt het Katholieke geloof veelal aangehangen. Echter 'in' de mijn is Tata Kaj chu de God die wordt aanbeden. Tata zorgt ervoor dat de productie hoog zal zijn. En deze God beschermt de 'mijnwerkers' tijdens hun werk.

Ik stel overigens wel voor dat er binnenkort een functioneringsgesprek volgt met Tata. Want met dat mineralenopbrengstdingetje: daar doet ie wel aardig z'n best. Maar dat zonder brokken werken: daar laat ie wel een steekje vallen. Wat zeg ik: een flinke steek. Elke dag worden er mijnwerkers in mindere en meerder mate gewond afgevoerd.

Dat aanbidden van God Tata gaat met het 'schenken' van Cocabladeren. En het drinken van pure alcohol. Eerst worden wat druppels alcohol aan de rotsbodem toevertrouwd. En daarna mag het pure spulletje in een paar slokken naar binnen worden gewerkt. Het aanbidden van God Tata is een serieuze zaak. Geen enkele mijnweker slaat het aanbidden van Tata en het bijbehorende ritueel over.

We lopen naar buiten. En we ontmoeten mijnwerkers die we binnen hebben gesproken. De ontmoeting is hartelijk. We respecteren elkaar.

Het vuil wordt van armen, handen en gezicht gewassen. We schudden nog wat handen. Er volgen wat omhelzingen. En er worden wat mooie levenswensen uitgesproken.

En dan stappen we op. De bus. Terug naar een andere wereld.

Adios!

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!